Drievoudig verbond - (Dreibund, Triple Alliance), het verbond van Midden-Europeesche Staten (Duitschland, Oostenrijk-Hongarije, Italië), 20 Mei 1882 voor 5 jaren gesloten, in 1887, 1891, 1897, 1902 en 1912 (den laatsten keer tot 20 Juli 1920) vernieuwd, maar door het partijkiezen van Italië in 1915 tegen Oostenrijk verbroken. De kern wordt gevormd door het Duitsch-Oostenrijksche verbond van 7 Oct. 1879, schepping van Bismarck en Andrassy, dat feitelijk het Midden-Europeesche staatsverband, zooals dat bestaan had in het Duitsche keizerrijk en den Duitschen Bond, maar hetwelk de gebeurtenissen van 1866 en 1870 hadden uiteengescheurd,, herstelde; door den Wereldoorlog is dit Tweevoudig Verbond krachtig bevestigd. Italië, ook Roemenië ,waren steunsels voor dezen Tweebond; hun plaats schijnt nu (1918) door Boelgarije en Turkije, daarnaast wellicht door het herstelde Polen te zullen worden ingenomen. — De Balkan-kwestie was het, die Duitschland en Oostenrijk-Hongarije tot elkander bracht. De Turksche Oorlog van 1877/78 had Rusland bij den vrede van San Stefano groote voordeelen gebracht, waarvan Engeland en Oostenrijk-Hongarije correctie eischten, die op het Congres van Berlijn (1878) ook werd aangebracht.
Aan de Newa schreef men dezen gang van zaken aan de onvriendelijke bemiddeling van Von Bismarck toe, die Ruslands welwillende neutraliteit in 1866 en 1870 vergeten scheen te wezen. In Aug. 1879 zond Czaar Alexander II aan zijn oom Wilhelm een grimmig schrijven, waarin de afwikkeling der Balkan-aangelegenheden (grensregeling tusschen het door Oostenrijk bezette gebied en Servië) in voor Rusland gunstigen zin werd geeischt, wilde de vriendschap tusschen Rusland en Duitschland geen gevaar loopen. Bismarck, hoewel persoonlijk veel gevoelend voor een samengaan met Rusland, zocht nu toenadering tot Weenen, tegen den zin van zijn keizerlijken meester, die nog 3 Sept. 1879 te Alexandrówo (bij Thora) een samenkomst met Czaar Alexander hield. De Duitsche kanselier dacht aan een algemeen verbond, dat dus ook tegen Frankrijk gericht zou zijn; om dezen staat echter niet in de armen van Rusland te drijven, trad hij tot het standpunt van graaf Andrassy over, die bloot een defensieve alliantie tegen een Russischen aanval wilde. Het verbond van 7 Oct. 1879 bevatte de volgende bepalingen: bij een aanval van Rusland op een der beide mogendheden zullen deze elkander met alle macht bijstaan; bij den aanval van een anderen staat zullen zij jegens elkander een welwillende onzijdigheid in acht nemen; indien Rusland den aanvaller helpt, zullen beide partijen elkander met volle kracht ondersteunen. Door nadere regeling der economische betrekkingen werd nog het politiek verbond gesterkt. In de Donaumonarchie vond het verdrag bij Duitschers en Magyaren instemming; de Tsjechen, die er een bedreiging in zagen van het Slavisch element, waren minder gunstig gezind.
Rusland schikte zich in het geval, en Bismarck beijverde zich „den Draht nach Petersburg nicht abreiszen zu lassen”; zelfs kwam in 1884 het „Driekeizersverdrag” tot stand, dat voor drie jaren welwillende neutraliteit bij aanvallen van buitenstaande machten beloofde, in 1887 door een „Rückversicherungsvertrag” tusschen Duitschland en Rusland, eveneens met defensief karakter, en weder veor drie jaren, bevestigd. — Italië, dat tot dien tijd een „politiek der vrije hand” gevolgd had, en zich aan niemand had willen binden, sloot zich na het optreden der Franschen in Tunis aan. De republikeinsche partij in Frankrijk, die in 1879 het bestuur in handen nam (1879—1887, president Jules Grévy), begon de revanche-gedachte eenigszins los te laten, en vergoeding voor 1870 te zoeken buiten Europa. Met medeweten van Bismarck, die de Fransche aandacht gaarne van den Rijn afwendde, werd een grensgeschil in Tunis aangegrepen, om den Franschen invloed in dien hoek van Noord-Afrika te vestigen; na een meestelijke diplomatiek-militaire actie van slechts 3 weken had Frankrijk bij het Bardo-verdrag (12 Mei 1881) zijn suzereiniteit aan Tunis opgelegd. Onder het kabinet-Depretis, waarin Mancini de portefeuille van buitenlandsche zaken beheerde, sloot Italië zich bij den Tweebond der MiddenEuropeesche staten aan (20 Mei 1882). Het had eenige moeite gekost, de tegenstrijdige belangen van Oostenrijk en Italië te verzoenen, met name in den Balkan, waar Oostenrijk beloofde zich niet te zullen uitbreiden of het Italiaansch belang te zullen tegenstaan. De drie staten waarborgden elkander voor 5 jaren hun bezit: Duitschland zou alzoo in Elzas-Lotharingen, Oostenrijk in Bosnië-Herzogowina, Italië in Rome gehandhaafd blijven. (Over de houding van Italië in 1914/15, zie ITALIË, Geschiedenis).