Downschapen - de kortwollige rassen, die op de kalkhoudende (krijt-)gronden, vooral in het Zuiden van Engeland voorkomen. Zij hebben slichte wol met een gesloten stapel, d. i. vetarme wol, waarvan de strengetjes tot aan den top door binddraden zijn samengebonden. Deze rassen zijn bijzonder voor vetmesting geschikt, omdat zij vroegrijp zijn, snel groeien en vleesch leveren van uitstekende kwaliteit. Door de Engelsche fokkers zijn zij in het begin en het midden der vorige eeuw sterk in de vleeschrichting ontwikkeld.
Men kent de Southdowns, de kleinste der downschapen, de Shropshiredowns, die vooral in Amerika veel voor rasverbetering der daar aanwezige schapen zijn gebezigd, de Hampshiredowns, die vrij hooge eischen stellen aan de voeding en wel eens in Noord-Nolland zijn ingevoerd, de Oxfordshiredowns, een kruisingsproduct van Hampshiredowns met een langwollig ras, dat in de provincie Groningen nog al gefokt wordt en de Suffolkdowns, een ras, dat op schralere gronden thuis behoort. De pogingen om de heideschapen in Nederland door kruising met de Engelsche downschapen te verbeteren zijn niet gelukt, omdat de bastaarden wel beter waren dan onze heideschapen, doch op de heidevelden geen voedsel genoeg konden vinden. Zij zouden dus thuis hooren op ontgonnen heidevelden, doch daar is het houden van runderen voordeeliger.