Rassen, - groepen van individuen, bij welke bepaalde kenmerken, waardoor zij zich van anderen onderscheiden, constant zijn. Deze verschillen zijn niet groot genoeg om afzonderlijke soorten op te stellen. De belangrijkste raskenmerken bij den mensch zijn: hoofdvorm (dolicho- en brachycephalie) aangezicht; kleur van de huid, haren en oogen, proportie’s, enz. — Ras is een term, die door zoölogen en botanici niet altijd in denzelfden zin gebezigd wordt. Steeds betreft het een onderverdeeling van de Linneaansche soort, maar terwijl sommigen het woord r. beperken tot kultuurvormen, gebruiken anderen het ook voor wilde planten of dieren, spreken b.v. van locale rassen, teweeg gebracht door een bepaald complex van levensomstandigheden.
Meestal echter bedoelt men met ras een vorm, die in en door de kultuur is ontstaan. — In de huisdierteelt noemt men een r. een groep dieren eener soort, die bijzondere eigenschappen en kenmerken, vormen, kleuren, afteekeningen bezitten en deze, als de uitwendige omstandigheden dezelfde blijven op de nakomelingen overerven. Men onderscheidt natuurlijke en kunstmatige of cultuurrassen. De raseigenschappen zijn afhankelijk van inwendige factoren en daarom erfelijk. Zij hebben dus voor de fokkerij meer waarde dan eigenschappen, slechts bij enkele dieren aanwezig, die meestal te danken zijn aan uitwendige factoren.