Doorliggen - (decubitus), het wond worden van het lichaam op plaatsen, waar het langen tijd wordt gedrukt, vooral bij bedlegerige patiënten. De meest voorkomende vorm is het gangreeneuze d. Dit is een plaatselijk versterf van de huid, als gevolg van onvoldoende voeding. Er ontstaat eerst een blauw-roode, spoedig een zwart-blauwe plek, door een rooden rand omgeven, die tot een korst wordt, afvalt en eene wond veroorzaakt, welke gemakkelijk ontsteekt, en dan tot een diepe, tot aan het been gaande etterige wond wordt. Ook kan de huid, door urine, faeces, zweet ontsteken en dan door verdere infectie tot wonden voeren.
Hetzelfde geldt voor eene door zweet, enz. doorweekte huid, die te krachtig wordt behandeld en daardoor afgeschuurd wordt. Ook zoodanige, van de opperhuid ontdane, plekken ontsteken zeer gemakkelijk. De plaatsen van voorkeur voor d. zijn de stuit, heup, hiel, achterhoofd, elleboog, schouderblad. Eene goede ziekenbehandeling is er steeds op uit het d. te voorkomen of een dreigend d. te bestrijden. Is het mogelijk, dan is eene wisseling van de ligging van het grootste belang, omdat dan de druk telkens op een andere plaats wordt gebracht. Door prikkelende middelen, als inwrijvingen of omslagen met kamferspiritus, brandewijn, enz. kan men den bloedsomloop en daarmede de voeding in de huid aanzetten en het d. veelal geheel voorkomen. Men kan ook trachten, den druk op de uitstekende punten van het lichaam over eene grootere oppervlakte te verdeelen, waartoe windringen, windkussen, waterbedden, steunende verbanden dienen.