Djoer-land - centraal gedeelte van het Bahrel-Ghasalgebied, in Engelsch-Egyptisch Soedan, gelegen tusschen de rivieren Roah en Pongo, en door deTondj endeDjoerdoorstroomd. In het N. grenst het aan de alluviale laagvlakte der beneden Bahr-el-Ghasal (Dinka-land), vanwaar het land langzaam van ± 400 M. tot de waterscheiding met het Congo-gebied (± 800 M.) opstijgt, ’t Is een zacht golvend plateau van rood, ijzerhoudend gesteente, waarboven eilandachtige gneissheuvels uitsteken, ’t Vormt een mooie parklandschap, waarin bosch en struikgewas, moerassige laagten met veel bamboe, cultuurland en een met armoedige vegetatie begroeide steenachtige bodem, af wisselen. De rivieren stroomen tusschen breede, alluviale groengronden. De bewoners zijn de koffiebruine Bongo en Djoer.
Ze leven hoofdzakelijk van landbouw en verbouwen maïs, verschillende gierstsoorten, bananen, jams, kalebassen, meloenen, sesam, aardnoten, tabak, enz. Hun vee bestaat alleen uit geiten en hoenders. Ook belangr. jacht en vischvangst. Het ijzer van den bodem wordt door de inboorlingen zelf gewonnen en bewerkt.