Dissidenten - (Lat. dissidentes)
afgescheidenen, andersdenkenden in geloofszaken, bepaaldelijk in Duitschland zoo genoemd evenals in Engeland Dissenters. Bedoeld worden zij, die na den Westfaalschen vrede (1648) tot eene godsdien stige vereeniging behoorden buiten de beide officieele, bevoorrechte landskerkende Prot. en R. K. Dus Doopsgezinden, Piëtisten, Baptisten e. d. In de 17e en 18e eeuw werden zij min of meer geduld, in de 19e eeuw verkregen zij langzamerhand meer vrijheid. Moeilijkheden tegenover den Staat bleven dikwijls bestaan door het verplichte godsdienstonderwijs op de school en den eed. De Prot. Landskerk is ook de d. gaan erkenen b.v. hun doop, tenzij dan de z.g. vrijgodsdienstige vereenigingen, die geheel afwijken van den algemeen, Christeiijken grondslag der kerken.