Dipyiidium - een geslacht der lintwormen. De meest bekende is D. caninum, die veelal bekend is onder de oudere namen Taenia cucumerina en T. elliptica. Deze lintworm wordt tot 350 m.M. lang; de breedte der achterste proglottiden kan 3 m.M. bedragen; hun aantal kan stijgen tot 120. Voorste deel zeer dun, draadvormig.
Men kan dezen vorm gemakkelijk herkennen aan den vorm der rijpe proglottiden, die elliptisch is en doet denken aan pitten van komkommers — vandaar de namen „elliptica” en „cucumerina”; daarenboven is in iedere proglottis een dubbel stel geslachtsorganen aanwezig, zoodat zich aan iedere zijde in het midden een geslachtsopening bevindt. — De kleur is wit. — Als volwassen dier leeft D. zeer veelvuldig in den dunnen darm van honden en katten, soms met vele honderden bijeen, die dan veelal een kluwen vormen. Zij kunnen bij genoemde dieren vrij heftige darmverschijnselen veroorzaken, waardoor de eetlust sterk wordt beïnvloed; de dieren vermageren en trekken voortdurend het achterlijf over den grond. In sommige gevallen veroorzaken zij den dood. — De blaasworm leeft in de lichaamsholte van de valsche hondenluis — die ook bij katten voorkomt — en van de hondenvloo. De luizen en vlooien eten de proglottiden, die rondom de kanaalopening in de haren kleven; daarenboven likt de hond zelf de eieren van deze plaats op en verspreidt deze over het geheele lichaam door zich te likken. De honden en katten infecteeren zich door het eten van besmette luizen of vlooien, waardoor in de maag de blaasworm vrij komt en de lintworm zich kan ontwikkelen. Deze lintworm kan ook bij den mensch voorkomen; een aantal gevallen zijn bekend, voor het grootste deel bij kinderen van 9 maanden tot 3 jaren; in ons land is dit nog niet waargenomen. De kinderen infecteeren zich door het spelen met honden, waardoor zij luizen of vlooien aan de vingers krijgen of ook door zich door de honden te laten likken. Meestal komen slechts enkele exemplaren in den darm der kinderen voor, die dan geen bijzondere verschijnselen te voorschijn roepen.