Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dionysius de kartuizer

betekenis & definitie

Dionysius de kartuizer, - eerbiedwaardig, geb. 1402 te Rickel (België) uit een oud-adellijk geslacht van Leeuwen, overl. te Roermond in 1417, maakte zijn eerste studiën bij de Benedictijnen te St. Truijen. 18 jaar oud wilde hij in het klooster der Kartuizers te Zeelhem (België) treden, maar werd afgewezen omdat de regel voor de intrede den leeftijd van 20 jaar eischte; ging daarop aanstonds aankloppen bij de Kartuizers te Roermond in ’t klooster „Bethlehem Mariae”; ook hier moest hij nog 2 jaar wachten om toegelaten te kunnen worden; de prior ried hem aan een grondige studie der H. Schrift te maken; D. ging toen naar de universiteit te Keulen, waar hij zich met alle kracht op de philosofie en theologie toelegde; op zijn verhandeling de Ente et Essentia kreeg hij te Keulen (1423) den titel van Meester in de schoone kunsten (de meening in deze verhandeling verdedigd, heeft hij later herroepen in vier quartodeelen, commentaar In IV Libros Sententiarum van Petrus Lombardus, een commentaar, die voorheen in hooge eere stond). Het beschouwend gemoed van D. verlangde naar de rust der eenzaamheid; voor de tweede maal klopte hij aan bij ’t klooster „Bethlehem Mariae” te Roermond, waar hij in 1423 zijn intrede deed. Door zijn verheven gebedsleven en onvermoeide studie van de H. Schrift en de Vaders bracht hij het tot bewonderenswaardige geleerdheid en litteraire vruchtbaarheid; wegens zijn contemplatieven geestesaanleg en talrijke geestesvervoeringen, waarin hij vele openbaringen ontving, en zijn mystieke geschriften ontving hij den eeretitel „Doctor Exstaticus.” Ook buiten zijn klooster genoot D. in geestelijke aangelegenheden groot aanzien en vertrouwen; vooral in 1451 als begeleider van den Pauselijken legaat, kardinaal Nicolaas van Cusa in Noord- en West-Duitschland, welke reis hij gebruikte tot heil van velen; hij bezocht en hervormde vele kloosters; voor de behoeften der legatie schreef hij ook eenige werken.

D. bracht verzoening tot stand tusschen Arnoud en Adolf van Gelder, vader en zoon, die in oneenigheid leefden. Hij kwam ook in aanraking met den beroemden redenaar Johannes Brugman, wien hij het werk zond: De doctrina et regulis vitae christianorum. Te ’s-Hertogenbosch was hij prior van het door hem aldaar gestichte Kartuizer klooster van 1466 tot 1469, in welk jaar hij naar Roermond terugkeerde; uit ’t jaar 1469 dagteekent zijn laatste werk, De Meditatione (het eerste, Expositio in Psalmos werd voltooid in 1434); hij leefde nog 2 jaar. D. was groot van gestalte, sterk gebouwd en bezat een eerbiedwaardig uiterlijk. D. heeft een groot aantal geleerde en vrome werken geschreven. Hoofdwerk: Commentaria op den geheelen Bijbel; daaronder zijn de beste die op de Psalmen, Job, de Boeken der wijsheid, de Profeten, de Evangeliën en de Brieven van Paulus; het zwakst zijn die op de historische boeken.

Behalve de bovengenoemde werken schreef hij talrijke andere werken. Verschillende van zijn werken werden uitgegeven door den Kartuizer D. Gerardus Hamontanus onder den titel: Opuscula insigniora (te Keulen gedrukt in 1559); deze kenschetsen zijn diepe kennis van iederen levensstaat en van elk ambt in ’t bijzonder; de uitgever rangschikte ze in 3 klassen: de eerste is hoofdzakelijk voor de geestelijkheid bestemd, de tweede voor de religieusen, de derde voor de leeken. Theodoricus Loër a Stratis (overl. 1554), ordesgenoot van D., beschreef zijn leven en gaf zijn werken uit; deze uitgave is niet volledig. Een nieuwe uitgave onder den titel: „Doctoris exstatici, Patris Dionysii Cartusiani, opera omnia” wordt uitgegeven door de Kartuizers te Montreuil-sur-Mer (begonnen 1896); inde inleiding noemen ze 187 nummers van D.’s werken op. Vgl. A. M. P. Ingold, A la recherche des Manuscrits de Denys le Chartreux, Montreuil-sur-Mer 1896. D. heeft ons vaderland met den roem zijner heiligheid en geleerdheid bestraald.

< >