Diedenhofen (Fr. Thionville), hoofdpl. van de kreitsen Diedenhofen Ost en D. West van het regeeringsdistrict Lotharingen, Duitschl.; vesting aan den Moezel, 28 K.M. ten N. van Metz, 16 K.M. van de Fr. grens, op 155 M. boven de zee; 16.000 inw., waarvan ruim 3000 Prot. Overblijfselen van Romeinsche en Middeleeuwsche vestingwerken, groote militaire gebouwen, ijzer-, staal- en cementfabrieken, zaag- en oliemolens, bierbrouwerijen, looierijen, wijnbouw, drukken handel in wijn, groenten, ooft en vee. D. bestond reeds ten tijde der Merovingen als Theudonevilla, Totonisvilla, Theodunvilla.
Het was reeds in de 8ste eeuw een koninklijke palts, waar (753) Pepijn de Korte hof hield. Later behoorde het tot de heerlijkheid Arlon, en kwam aan Luxemburg. D. kwam door den vrede der Pyreneeën in 1659 aan Frankrijk en in 1871 aan het Duitsche rijk, nadat het door een hevig Pruisisch bombardement bijna geheel was vernield.