Didymus (Gr.), dubbele, tweelingbroeder 1) In het N. T. bijnaam van den apostel Thomas, Joh. 11:16, 20:24, 21:2.
— 2) uit Alexandria, beroemd Grieksch taalkundige uit den tijd van Augustus; men schrijft hem 3500 werken toe; inzonderheid schreef hij verhandelingen over Homerus, de dramatische dichters en de Attische redenaars. Wegens zijn onvermoeide studie en vruchtbaarheid werd hij bijgenaamd Chalkenteros (met koperen ingewanden).
— 3) Heilige, martelaar, zie THEODORA en D.
— 4) D. de blinde, geb. 313 (309) te Alexandrië en aldaar overl. 398 (394); een gehuwde leek; ondanks zijn blindheid, waardoor hij reeds in zijn 4e of 6e levensjaar getroffen werd, een der schitterendste geesten van de 4e eeuw. D. was langen tijd (sinds 340?) gevierd leeraar en hoofd van de Katechetenschool zijner geboortestad. Hieronymus en Rufinus waren zijn leerlingen. In zijn leer is D. vertegenwoordiger van de Alexandrijnsche school, zoowel in exegetisch als in dogmatisch opzicht: geheel onder den invloed van zijn grooten voorganger Origenes was hij een voorstander van de allegorie; in de Triniteitsleer staat hij op het orthodoxe standpunt, terwijl hij bijzonder nadruk legt op de leerstelling van één natuur en drie personen. Wegens de in eenige geschriften doorschemerende dwalingen van Origenes werd D. later geanathematiseerd, terwijl het eerst de vóór de openingen van het 6e algemeen concilie te Konstantinopel vergaderde bisschoppen ook het anathema uitspraken over zijn Origenistische leeringen. Als schrijver was D. zeer vruchtbaar; zijn werken zijn echter grootendeels verloren gegaan. Behouden zijn: a. de drie deelen De Trinitate (omstreeks 381), het hoofdwerk van D., gericht tegen het Arianisme en Macedonianisme, naar een onvolledig handschrift van de 11e eeuw uitgegeven door J. A. Mingarelli (Bologna 1769); b. het beroemd tractaat De Spiritu Sancto (vóór 381), in de essentieel getrouwe vertaling van Hieronynus; c. fragmenten van talrijke exegetische commentaren; vgl. Theologische Quartalschrift, 1905.