Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Deza

betekenis & definitie

Deza - 1) Diego, Dominicaan, Spaansch theoloog, 2e Groot-Inquisiteur, geboren 1444 te Toro (Koninkrijk Leon), overleden 1523 in het Heronymietenklooster Belvis; 1479 professor in de theologie aan de universiteit Salamanca; 1494 bisschop van Zamora, 1496 van Salamanca, 1497 van Jean, 1500 van Palencia, 1505 aartsbissschop van Sevilla, 1523 van Toledo en primaat van Spanje; Groot-inquisiteur 1498 tot 1507. Een opstand, welken de overdreven ijver van den door hem beschermden inquisiteur Lucero te Cordova verwekte, dwong hem zijn ambt neer te leggen en ’t over te geven aan Ximenes. Werken: Dejensorium S. Thomae Aq. contra imectivas M. Dorinck in replicationibus contra Paulum Burgensen super Bibliam (Sevilla 1491), Praélectiones nov. defensionum S. Thomae super 4 II. sententiarum (Sevilla 1517), Statuta seu instructiones a variis sacri tribunalis ministris observandae (Sevilla 1500).

2) Pedro, kardinaal en staatsman, geb. 1520 te Sevilla, overl. 1600 te Rome; professor in de rechten en sinds 1569 stadhouder van Philips II te Granada, waar hij tegen de Moorsche opstandelingen streed; sedert zijn benoeming tot Kardinaal, 1578, resideerde hij te Rome, bouwde het paleis Borghese en voerde in het diocees Cuenca het feest in van den Naam van Maria, hetwelk Innocentius XI tot de geheele kerk uitstrekte.

< >