Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Derbingskuil

betekenis & definitie

Derbingskuil - (Drente), op de Topografische kaart aangeduid onder den naam Verbergingskuil, en gelegen ten W. van den straatweg van Gieten naar Gasselte, is een der vele „Solle”, aan de Westelijke afhelling van den Hondsrug gelegen en vooral bekend geworden, door de beschrijving ervan, door Dr. J. Lorié gegeven in den Nieuwen Drentschen Volksalmanak, jaargang 1890 p. 222, waarin bij deze kommen, al of niet gevuld met water of veen, vergelijkt met reuzenketels. Hij geeft op ’t bijgaande kaartje tusschen Eext en Borger niet minder dan 35 van zulke bekkens. Lorié beschouwt ze ontstaan te zijn door het neerstortende smeltwater van het landijs.

J. van Baren verdeelt in zijn: Morphologische bouw van het diluvium ten 0. van den IJsel (Tijdschrift Kon. Ned. Aardr. Genootschap 1910) deze bekkens in 2 groepen:

1) die, welke het karakter hebben van grondmoreenemeren en dus als de laagste deelen van accumulatievormen op te vatten zijn en 2) erosieketels, hoewel de geographische verspreiding ervan wijst op een ontstaan door doode stukken ijs, welke van de hoofdmassa afgescheiden en achter gebleven zijn, waardoor de omgeving met zand kon opgehoogd worden. Anderen achten den wind als oorzaak van het ontstaan van zulke bekkens, zooals Dr. J. Lorié ook aanneemt voor een deel der vennen in N.-Brabant, terwijl ook in Drente enkele in rijen liggen en hun ontstaan waarschijnlijk te danken hebben aan het uitschuren van stroomend water. (Zie Verhandelingen v. h. Geol. Mijnb. Genootschap, Deel III en Deel II).

< >