Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Denbigh

betekenis & definitie

Denbigh, 1) graafschap in ’t N. van Wales, Engeland, oppervlakte 1720 K. M.2; aantal inw. 144.800; hoofdstad Denbigh. Het is bergachtig; de grootste hoogte bereikt D. in het W. in de Hiraethog Hills (830 M.). Het midden is het laagst, dit is het dal van de Clwyd. Het Westelijk bergland bestaat hoofdzakelijk uit Silurische leigesteenten. Op deze gesteente rusten op vele plaatsen tot 25 M. dikke lagen roode conglomeraten en zandsteen.

Hierop ligt in de lage deelen een 300 M. dikke laag van carbonische kalkgesteenten, vooral duidelijk zichtbaar aan de W.-zijde van het dal der Clwyd, waar men grotten aantreft met overblijfselen van mammoeten, rhinocerossen, hyena’s en andere eertijds in Engeland verblijfhoudende dieren. Ook zijn op verschillende plaatsen praehistorische steenen werktuigen gevonden. Op dezen carbonischen kalksteen, die lood en zink bevat, ligt zanden leisteen, met in het Z. steenkool en ijzererts. De laagste gedeelten van D. zijn bedekt met dunne lagen klei of glaciaal grind en keileem. De lage dalen worden voor den landbouw gebruikt, die vooral tarwe, gerst, haver en aardappelen oplevert.

De bergachtige deelen zijn bedekt met schrale weiden. Het klimaat is zacht en regenrijk. Naast landbouw en veeteelt zijn mijnbouw, ijzer- en wolindustrie van eenige beteekenis. De voornaamste steden zijn Denbigh, de hoofdstad Ruthin, Wrescham, Holt, enz., alle kleine plaatsjes. — 2) hoofdstad van het graafschap D., N.-O.-Wales, in het dal van de Clwyd; 6500 inw.; leerindustrie, vee- en graanhandel.

< >