Deensche zending. - Denemarken bezat kolonies in Oost-Indië sinds 1619, in West-Indië sinds 1672. De zending begon echter eerst in de 18e eeuw onder Frederik IV, die den hofprediker Lütkens hiervoor opdracht gaf. Deze vond twee Duitsche piëtistische leerlingen van A.H. Francke, nl. B. Ziegenbalg en H. Plütschau, welke koninklijke zendelingen werden, zoodat de arbeid, waarvan de stuwkracht uit Halle kwam, geen volkszaak werd.
Ook was een koninklijke instelling, het collegium de cursu evangelii promovendo te Kopenhagen, gesticht in 1714 voor de zending in Tranquebar, Lapland, Groenland, West-Indië en Afrika. Langzamerhand verkilde de piëtistische adem, waardoor het lichaam ontaardde in een departement voor expeditie van zendelingen, totdat het in 1860 ophield te bestaan. Het latere Danske Missions Selskap werd in 1821 opgericht. Vgl. J.F. Fenger — E. Franke, Geschichte der Trankebarschen Mission, 1845; Ch. H Kalkar — A. Michelsen, Geschichte der Chr. Missionen. i, 1879.