Danion (Georges Jacques), Fransch staatsman, geb. 1759 te Arcis-sur-Aube, overl. te Parijs 1794. Vóór het uitbreken der revolutie een onbekend advocaat te Parijs, werd hij dadelijk na de oprichting van de club der Cordeliers in 1790 met Desmoulins, Fabre d’Eglantine en Marat een der invloedrijkste leden daarvan en in 1791 gekozen tot een hoog magistraal ambt van Parijs, substituut-procureur der gemeente. Toen in den zomer van 1792 de Wetgevende vergadering niet dorst besluiten, om den koning af te zetten, hitste de geboren volksmenner tot den aanval op de Tuilerieën aan, waarop de schorsing van den koning volgde. In het nieuwe ministerie van ‘92 werd D. minister van justitie en leider der regeering.
IJverig dreef hij de binnen- en buitenlandsche politiek: meer dan 100 besluiten verlieten binnen 8 dagen zijn departement; tegen den buitenlandschen vijand riep hij nieuwe lichtingen op. Kort na de Septembermoorden van '92, die hij niet poogde te stuiten, trad hij als minister af, omdat hij in de pas bijeengekomen Nationale Conventie was gekozen, waar hij onder de 750 afgevaardigden een der bekendste figuren uit den kring der Cordeliers was, zooals Robespierre uit dien der Jacobijnen. Als leider van het Comité du Salut public (’93) trachtte hij de twisten der binnenlandsche partijen te bezweren, om tot het invoeren van een Constitutie te komen en om den buitenlandschen oorlog krachtiger te voeren en de grenzen der jonge republiek uit te breiden en vast te stellen; als president van de Conventie dacht hij Robespierre en diens schrikbewind omver te kunnen werpen, doch deze, na eerst al de vrienden van D. te hebben doen vallen, liet ook hem gevangen nemen en dwong de rechters hem te veroordeelen. In April ’94 werd D. geguillotineerd. — In 1891 is voor den revolutionnairen vriend van het vaderland te Parijs een standbeeld opgericht.