Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dakota (zuid)

betekenis & definitie

Dakota (zuid) - Staat in ’t N. der Vereenigde St., 199.000 K.M.2 en op 1 Juli 1914 naar schatting 662.000 inw.; hoofdstad Sioux Falls. Het Iandschap komt overeen met Noord-D. Op de W.-grens verrijst plotseling een steiler gebergte, de Black Hills, dat een hoogte bereikt van 2350 M. De Black Hills zijn regenrijk genoeg om er met behulp van kunstmatige bevloeiïng landbouw mogelijk te maken, evenals in de dalen van de Big Sioux en James River, zijrivieren van de Missouri. 18.000 H.A. zijn kunstmatig bevloeid; de tarweoogst leverde in 1914 ruim 11 millioen H.L. op, de roggeoogst 16 millioen H.L. en de haveroogst 7 millioen H.L De opbrengst van den landbouw in Z.D. is niet zoo groot als in N.-Dakota; de veeteelt is er van grooter beteekenis. In 1914 bedroeg het aantal runderen 1.420.000, varkens 1,195,000, paarden 759.000 en schapen 636,000.

De Black Hills zijn rijk aan goud (opbrengst in 1913 $ 320,000); ook zilver, koper en lood. Ook leveren de W,hellingen van de Black Hills hout. De dichtheid van bevolking is het grootst in laatsgenoemd gebergte en in de laagvlakte van het Z.O., terwijl de rest van D. dun bevolkt is, door ver uit elkander wonende veehouders. Groote stukken in ’t N. en Z. worden ingenomen door Indianen-reservations, die ruim 20.000 Indianen tellen. Overigens bestaat de bevolking op eenige negers na uit blanken. Voor de toename der bevolking tot 1890, zie DAKOTA (NOORD-). Van 1890 — 1900 nam de bevolking van Z.-D. slechts met 17% toe, van 1900 — 1910 echter weer met 45%.

< >