Dakota (noord) - Staat in ’t N. der Vereenigde Staten, grenzend aan Canada; oppervlakte 181.770 K.M2 en naar schatting 690.000 inw. Hoofdstad Bismarck. D. maakt deel uit van het prairiënplateau, dat uit een hooger Westelijken een lager Oostelijk gedeelte bestaat, die in D. met een steden rand, den naam dragend van Coteau du Missouri, in elkaar overgaan. Op de W.-grens van D. bedraagt de hoogte ± 700 M., bij Bismarck in de Coteau du Missouri 510 M. en in het O. bij de Red River 275 M. Het gedeelte van het plateau ten W. van de Missouri is bekend onder den naam van Mavaises Terres of Bad Lands.
Het lage N.O. was eertijds een meer, dat door de afzettingen van de Red River steeds meer werd opgevuld, tot een vruchtbare vlakte. Door den ijstijd zijn er tengevolge van wateropstuwing door morenen ook nog andere meren ontstaan, waarvan het Devil’s Lake het grootste is. Het klimaat van D. is over het algemeen vrij droog, maar zeer veranderlijk. De regenval is het grootst in het O. en wordt voornamelijk veroorzaakt door winden uit den Atlantischen Oceaan en de Golf van Mexico, dus door O.en Z.-winden. De W.-winden, die overheerschend zijn, zijn droog. Het vruchtbare N.O. wordt ingenomen door uitgestrekte tarwevelden, maar van heel het overige gedeelte van D. zijn slechts 7000 H.A. door kunstmatige bevloeiïng voor den landbouw geschikt gemaakt. De totale opbrengst der tarweoogst in D. was in 1914 bijna 30 millioen H.L., die der roggeoogst bijna 25 millioen H.L., en die der haveroogst ruim 10 millioen H.L. In het grootste, minder vruchtbare en minder regenrijke deel van D. is veeteelt het hoofdmiddel van bestaan.De bodem is hier schaars bedekt met gras. De veehouders wonen aan rivieroevers op zeer grooten afstand van elkaar, en houden groote kudden vee, die aanzienlijke oppervlakten noodig hebben.
Elke veehouder bestempelt zijn vee met een bepaald kenmerk, opdat hij ze van het vee van een ander kan onderscheiden. Tweemaal per jaar worden de runderen verzameld, eenmaal om de jonge kalveren van een stempel te voorzien en eenmaal om een gedeelte der stieren te vangen voor den verkoop op de markten te Chicago en andere steden. In Januari 1915 bedroeg het aantal runderen 854.000, paarden 785.000, varkens 642.000 en schapen 250.000. Zoowel door den grooten uitvoer van vee en tarwe als door den aanzienlijken steenkoolrijkdom is D. een staat van groote beteekenis. Aanvankelijk vormden N.en Z.-Dakota één territorium, dat in 1860 slechts een kleine 500 blanken telde.
De immigratie, die ± 1850 was begonnen, nam echter zeer sterk toe: in 1870 was het aantal blanken 14.000; in 1880 was het reeds 135.000 en in 1890 bedroeg het 512.000. Door deze sterke toename in belangrijkheid werden op 22 Febr. 1889 N.-Dakota en Z.-Dakota elk tot een afzonderlijken staat verheven. De bevolking bestaat thans bijna alleen uit blanken. De 8500 Indianen wonen in reservations aan het Devil’s Lake en de Missouri.