Daguerreotyp-heliogravure - Het resultaat der onmiddellijk na de uitvinding der daguerreo-typie aangewende pogingen om van deze lichtbeelden een drukvorm te maken, die door middel van drukinkt op papier kon worden overgebracht. De eerste, die resultaten verkreeg, was Donné te Parijs, die begin 1840 goedgeslaagde proeven aan de Fransche academie van Wetenschappen toonde, doch zijn procédé geheim hield. Professor Josef Berres te Weenen gelukte hetzelfde door etsing met salpeterzuur en hij publiceerde in April 1840 zijn „Phototyp nach der Erfindung des Prof. Berres,” waarbij 6 proefdrukken waren gevoegd.
Die proeven zijn hard van toon, omdat de middentinten niet voldoende tot hun recht komen, maar toch uitstekende prenten. De geëtste drukplaat kon omstreeks 200 afdrukken leveren. Berres was anatoom van professie en werkte niet aan zijne uitvinding verder. Ook Fizeau, Claudet en Grove hebben getracht daguerreotypen voor de drukpers geschikt te maken. Onder de naar daguerreotype-opnamen gemaakte afbeeldingen in „Excursions Daguerriennes. Vues et monuments les plus remarquables du globe” (Parijs, 1842) komen eenige prachtige D. van Fizeau voor.
Fizeau’s wijze van werken was eene combinatie van etsing en galvanoplastiek. In 1841 had hij getracht alleen door galvanoplastiek een drukplaat te krijgen, waarin hij minder goed slaagde, gelijk Beuvière nog in 1850. Poitevin paste ook de galvanoplastiek toe en slaagde zoodoende in 1847/’48 in het reproduceeren van lijnteekeningen. Met de daguerréotypie, die vrij spoedig door het lichtbeeld op papier verdrongen werd, raakten ook deze methoden in vergetelheid. Zie: Eder, Geschichte der Photographie, 1905.