Dagö - (ook: Dagden, Dagen of Dagger), eiland, dat met Ösel den toegang tot de Golf van Riga afsluit, door de Moon-Sont van Estland gescheiden; oppervl. bijna 100 K.M.2 De kust is gevaarlijk te naderen door de vele riffen, die zich tot ver in zee uitstrekken; vandaar dat 2 groote vuurtorens gebouwd zijn op de N.W. en N.O. punt van het eiland. In het midden is het eiland vlak en moerassig; naar het N. wordt het heuvelachtig en woudrijk. Het hoogste gedeelte is het W. schiereiland Dagerort (de Andreasberg is 68 M. hoog). Het bouwland ligt voornamelijk in het O. en N., maar is met groote zwerfblokken bedekt (bij Kukka ligt er een van 38 M. hoogte en 41 M. omvang).
De gem. jaartemperatuur is ±5° 8', ’s winters— 4°, zoodat de nadering der kust ’s winters door het ijs onmogelijk is. Handel is er weinig; een vrij belangr. laken-industrie in Kertel (N. kust). De bevolking bestaat voor ⅔ uit Esten, voor de rest uit Duitschers en Zweden, samen ongev. 16.000. Ze leven er van wat kusthandel in de kleine havenplaatsen Hohenholm en Tiefenhafen, verder van landbouw en visscherij. D. kwam in 1645 aan Zweden, dat het in 1721 aan Rusland afstond. In 1918 werd het door de Duitschers bezet.