Daghestan - (Tartaarsch = „Bergland”), gebied van het Russ. gouv. Kaukasus, -± 30.000 K M.2 groot met ruim 700.000 inw. Het omvat het grootste deel van den Oostel. Kaukasus, in het Z. begrensd door de hoofdkam van het gebergte, en in het N.O. door de Kaspische zee.
Het grootste deel van D. is met wouden bedekt. De bevolking is zeer gemengd; verschillende volken hebben zich in deze moeilijk toegankelijke bergdalen teruggetrokken, hun taal, hun eigenaardigheden, en ook langen tijd hun onafhankelijkheid bewaard, ’t Voornaamste volk zijn de Lesghiërs, die in talrijke stammen verdeeld zijn. In het hooggeb. wonen de Kuzinen of Lesghinen. Ook vindt men enkele Tartaren, Joden, Grieken, enz. De bevolking leeft hoofdzakelijk van landbouw en veeteelt. Winterrogge-akkers en gerstvelden komen in het brongebied der Samoer tot 2450 M. voor In de hoogere bergstreken alpenweiden met schapen en zwarte runderen; de veeteelt levert boter en kaas. Ook aan zijdeteelt wordt gedaan. Jacht is eveneens een middel van bestaan.
Aan delfstoffen komen zwavel, zout, koper en zilver voor. De (huis-) industrie houdt zich met het vervaardigen van zilverwerk, wapenen, leerwerk en katoenen weefsels bezig. De voorn, weg is de spoorweg, die de Kaspische kust volgt; verder heeft men slechts paden, die over moeilijke passen het geb. overschrijden. Aan de kust liggen de havens Petrowsk en Derbent. De laatste beheerscht de smalle kustpas, tusschen zee en gebergte en was eens een poort in den ouden Kaukasischen muur, die het Perzische rijk tegen de nomaden van het N. verdedigde.
In het binnenland liggen slechts dorpen, die echter op goede strategische punten liggen en gemakkelijk verdedigd kunnen worden. Het binnenland van D. heeft zich tot in het midden van de 19e eeuw steeds onafhankelijk kunnen houden, terwijl de kuststreek aan Perzië behoorde. Rusland, dat in 1801 Georgië verkregen had, veroverde in de Perzische oorlogen van 1812 en 1828 de kuststreek, doch de Lesghiërs van het binnenland verdedigden zich nog onder leiding van Sjamyl in een hardnekkige en langdurige guerilla. In 1859 werd Sjamyl gevangen genomen, maar het duurde nog tot 1864 voor alle verzet gebroken was. Een opstand in 1878, in verband met den Russisch-Turkschen oorlog, werd spoedig onderdrukt.