Cynghanedd (spr. köng-hàned), letterl. samenzang, een algemeene benaming voor de verschillende stelsels van binnenrijm en allitteratie in de Kymrische of Welsche poëzie (zie KYMRISCHE TAALEN LETTERKUNDE). Sommige metra hebben van C. hun eerste optreden in de litteratuur af; bij andere komt zij slechts in bepaalde tijdperken voor. In den loop der eeuwen werden de regels der C. wel-is-waar eenigszins gewijzigd, maar in groote trekken hielden zij stand. Men onderscheidt vier hoofdsoorten van C., waarvan sommige slechts op bepaalde plaatsen in een gedicht mogen voorkomen.
1) C. groes (kruis-C.), waar alle medeklinkers van de eerste helft van een versregel allittereeren met (d.w.z. gelijk zijn aan) die der tweede helft: Dafydd Llwyd ef a ddaw llu.
2) C. draws (tegengestelde C.), waar de consonanten der twee helften slechts gedeeltelijk allittereeren: Ar dy rudd fal aur adrig.
3) C. sain (klank-C.), waar twee geaccentueerde lettergrepen in een versregel door binnenrijm verbonden zijn, terwijl de medeklinker vóór de tweede geaccentueerde syllabe allittereert met die der eindsyllabe van het vers: Ni bu ddrwg mewn gwg a gau.
4) C. lusg (slepende C.), waar de eerste geaccentueerde lettergreep door binnenrijm verbonden is met de voorlaatste van den versregel: Ble mae un wlad yn Lladin. De Middeleeuwsche barden waren groote meesters in het behandelen van dezen gecompliceerden versvorm, en tot in de achttiende eeuw werd hij met groote kunstvaardigheid beoefend, bijv. door Goronwy Owen. Ofschoon ook thans geenszins in onbruik geraakt, hebben zich bij begaafde jongere dichters naast de C. vrijere versvormen ontwikkeld, die aan de Europeesche litteratuur, vooral aan de Engelsche, ontleend zijn. Den oorsprong der C. zoekt men in het Latijnsche proza der Gallische rhetoren. — Litteratuur: J. Loth, Métrique galloise (Parijs 1900-02); J. Glyn Davies, Welsh Metrics (Londen 1911).