Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Curius

betekenis & definitie

Curius - 1) M’ Cur. Dentatus, aldus bijgenaamd, omdat hij met tanden geboren was, een homo novus en als volkstribuun tegenstander van App. Claudius Caecus, versloeg in zijn eerste consulaat (290 v. C.) de Samnieten — in zijn tweede (275) Pyrrhus, dien hij na een dubbele nederlaag tot den terugkeer naar Griekenland dwong, en in zijn derde (274) de verbonden Lucaniërs, Samnieten en Bruttiërs.

Als censor (272) liet hij groote openbare werken uitvoeren. Daarop trok hij zich op zijne kleine hoeve terug in ’t Sabijnsche land en wees daar de gezanten der Samnieten met hun rijke geschenken af met het bescheid, dat hij liever over wie goud bezaten wilde heerschen, dan het zelf bezitten.

Reeds vroeg is hij verheerlijkt als het toonbeeld van eenvoud, onomkoopbaarheid en onoverwinnelijkheid. — 2) Q. Curius, senator en gewezen quaestor, dong in 64 v. C. te vergeefs naar het consulaat; later werd hij zelfs om zijn slecht gedrag uit den senaat gezet. Hij was deelgenoot van de samenzwering van Catilina, doch verried de geheimen daarvan aan zijne vrouw Fulvia, die er Cicero van onderrichtte.

< >