Colonna, oud Romeinsche adels-, thans vorstengeslacht, zoo genoemd naar de plaats la C. (bij Rome), ontsproten uit het machtige grafelijk geslacht van Tusculum, op de zijde der Ghibellijnen, tegenstander van de Orsini en Bonifacius VIII, met uitzondering van den beroemden scholastiek Egidius C., van wien het in ’t duister ligt maar niet twijfelachtig is, dat hij tot de familie behoort. Onder de vele C., die in de geschiedenis der pausen een rol speelden, treden op den voorgrond:
1) Giovanni, Benedictijn, sinds 1184 Kardinaal van Sta Prisca, vriend van den H. Franciscus van Assissië en begunstiger van zijn orde, welks goedkeuring hij bij Paus Innocentius III doorzette; gezant in Duitschland, Spanje, Sicilië en Frankrijk; om zijn deugd geroemd door den H. Bonaventura; gest. 1216.
— 2) Giovanni, sinds 1212 Kardinaal-priester van Sta Prassede, apostol. legaat in den 5en Kruistocht, hielp in 1219 Damiette veroveren, bracht de heilige zuil (een deel van de geeselkolom uit het lijden van Christus) naar zijn titelkerk; in 1232 droeg Gregorius IX, tijdens zijn afwezigheid, aan hem ’t bestuur van den Kerkelijken Staat over en ’t bevel over de pauselijke troepen tegen Keizer Frederik II te Napels; koos later de zijde van den Keizer, werd gevangen genomen; zijn burchten werden gesloopt; gest. 9 Febr. 1244.
— 3) Giovanni, gest. omstr. 1290, trad te Parijs in de Dominicanerorde 1226; van 1235-40 en 1250-55 provinciaal van de Romeinsche provincie, 1255-62 aartsbisschop van Messina, 1262-64 Vicarius Urbis en aartsbisschop van Nicosia. Schreef: Mare historiarum ab Urbe condita ad sancti Galliae regis Ludovici IX tempora, de viris illustribus ethnicis et christianis.
— 4) Giacomo, door Bonifacius VIII „caput Gibellinorum” genoemd, 12 Maart 1279 door Nicolaas III tot Kardinaal benoemd, had grooten invloed op de pausen Coelestinus V, Martinus IV en Honorius IV, stichtte de apsis-mozaieken in ’t Lateraan, en verzette zich tegen de keuze van Bonifacius VIII, die na de plundering van de pauselijke schatkist door de C. den strijd tegen het machtige adelsgeslacht begon, alle leden tot in de 4e generatie excommuniceerde en den Kruistocht tegen hen liet prediken.
— 5) Sciarra, zie BONIFACIUS VIII.
— 6) Odo, de latere paus Martius V.
— 7) Mare Antonio, geleerde, gest. 15 Mei 1597 te Zagarolo, nam als aartsbisschop van Tarente deel aan ’t Concilie van Trente; 12 Maart 1565 Kardinaal, stond aan ’t hoofd van de commissie door Sixtus V ingesteld ter herziening van de Vulgaat; onder Clemens VIII bibliothecaris van de Vaticaansche bibliotheek. Hij stichtte het Seminarie te Tarente en hield provinciale en diocesane synoden; in 1566 aartsbisschop van Salerno, deed hiervan afstand ten gunste van zijn neef Mare Antonio Marsiglio C.