Claudel (Paul), Fr. schrijver, geb. in 1868 in de landstreek Ie Tardenois, aan de boorden van de Aisne, waar hij zijn jeugd en zijn vacanties doorbracht. Na zijn opleiding aan een Parijsch lycée en zijn verdere voorbereiding aan de „Ecole des Sciences politiques” genoten te hebben, begon hij zijn consulaire loopbaan in de Vereenigde Staten en in China. Hij werd een specialist voor Chineesche zaken. Zijn laatste post in het Hemelsche rijk was het consulaat van Tien-Tsin, vanwaar hij in 1908 naar Europa terugkeerde.
Daarna trad hij op als consul-generaal o. a. te Hamburg, Rome en nu (1917) te Rio di Janeiro. Voortdurend ontmoet men in zijn werken sporen van dit exotische leven: toespelingen op de godsdiensten van Azië, op Assyrische mythen en Chineesche overleveringen. De Grieksche letterkunde heeft een groote aantrekkelijkheid voor hem. Te Fou-Tsjou verscheen van zijn hand een vertaling van Aeschylus’ Agamemnon. Zijn werken bestaan uit drama’s, reisherinneringen en wijsgeerige geschriften: L'Arbre (1901), bestaande uit vijf drama’s, ni.
Tête d'Or, een soort van episch gedicht zonder aanduiding van tijd noch plaats, la Ville, een modern drama van werkstaking en volksopstand, Ie Repos du Septième Jour, een bezoek van Chineezen aan de onderwereld, l’Erhange, een stuk, dat in Amerika speelt, la Jeune fille Violaine, een mystiek drama, dat zich afspeelt in de wereld van de kleine luiden; verder Partage du Midi (1905), een liefdestragedie op een mailboot, die naar het verre Oosten vaart, l’Otage( 1911), een drama, waarin het leven in Frankrijk na de ruïnen van de omwenteling geschilderd wordt, l’Annonce faite à Marie, een ander drama, middeleeuwsch van toon en opvatting, voor het eerst opgevoerd in 1912 door het „Théâtre de T Œuvre”, eindelijk Art poétique (1907), Connaissance dé l’Est, een bundel reisherinneringen, en Cinq grandes Odes (1911). — C.’s mystieke kunst wordt slechts door een élite genoten; velen verklaren zijn werken voor onbegrijpelijk. In zijn drama’s, vreemd van bouw, is het lyrische element overheerschend. Zijn proza heeft iets bijbelsch; hij schrijft in strophen, die hij „vers” noemt, waarvan het rythme, volgens zijn eigen verklaring, bepaald is door de eischen van de ademhaling. De constructie van zijn zinnen is niet logisch, maar emotief. Eindelijk getuigen zijn werken van een krachtige godsdienstige overtuiging — Zie: E. Sainte-Marie Penin, M. Paul Claudel, Rev. des Deux Mondes, 15 Febr. 1914.