Clarendon (Edward Hyde, eerste graaf van), Engelsch staatsman en geschiedschrijver, geb. 1609 te Dinton in Wiltshire, overl. 1674 te Rouaan, werd in April 1640 lid van het Korte Parlement, waar hij behoorde tot de zoogenaamde Reform-Partij, terwijl hij vervolgens als lid van het Lange Parlement medewerkte tot den val van Strafford. Na het opstellen van de „Groote Remonstratie” besloot hij evenwel tot de partij van den koning over te gaan, daar zijne politieke en godsdienstige beginselen niet met den inhoud van dit geschrift strookten. In 1642 begaf hij zich naar York, waar de koning zich ophield, die hem tot lid van den Geheimen Raad en kanselier van de schatkist benoemde. Na de nederlaag van den koning in 1645 te Naseby, werd aan C. de opdracht gegeven om den prins van Wales (den lateren Karei II) in veiligheid te brengen, dien hij in 1646 naar het eiland Jersey voerde en in 1648 volgde naar Frankrijk.
Hij volbracht voor den prins verschillende diplomatieke zendingen en was sinds 1654 de eigenlijke leider van diens politiek. Tot belooning voor deze diensten werd C. in 1658 Lord-kanselier. Hij voerde ook de onderhandelingen over het herstel der Stuarts op den Engelschen troon en werd daarop tot Peer met den titel van graaf van C. verheven. Door C.’s bemoeiingen werd de bisschoppelijke (episcopale) Kerk weer hersteld, maar hij verzette zich tegen de plannen van den koning om de Katholieken te begunstigen. Met het Parlement geraakte hij in strijd, omdat hij het recht van controle van dit lichaam over ’t gebruik der staatsinkomsten bestreed, waarom hij den koning aanried het Parlement te ontbinden.
Toen nu ook de oorlog tegen de Nederlandsche republiek ongelukkig verliep, werd C. 30 Aug. 1667 afgezet en van hoogverraad beschuldigd, waarop hij naar Frankrijk vluchtte. Van zijne geschriften is het bekendst zijne History of the rebellion and civil wars in England (1702—1704, 3 dln., later 1849, 7 dln.); dit werk wordt aangevuld door The history of the civil war in Ireland (1721, nieuwe uitgave van beide werken in één deel, 1842). Zijne dochter, Anna Hyde, geb. 1637, verloofde zich in 1659 heimelijk met den broeder van den koning, Jacob, hertog van York, den lateren koning Jacobus II. Na de Restauratie der Stuarts had het huwelijk in 1660 plaats. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren, Maria en Anna, die beiden koningin van Engeland geweest zijn.