Cincinnati - een der belangrijkste steden van den staat Ohio; zij ligt aan den rechteroever van de Ohio, daar, waar deze een kniebocht naar het N. maakt en waar de Licking River wordt opgenomen, terwijl een weinig stroomafwaarts de Miami in de Ohio uitmondt. C. ontstond in 1788, toen zich hier een aantal setlers van New-Jersey vestigden; de stad schijnt te zijn benoemd naar de Cincinnati Society, een in 1793 opgerichte orde ter bevordering van kameraadschap onder de officieren in het revolutionnaire leger. In 1800 telde C. nog slechts 750 inw.; in 1814 kreeg het den rang van „city”, en werd weldra het handelscentrum van de vruchtbare omgeving. Vooral door het Miami-kanaal, dat in 1830 over Dayton naar Toledo aan het Erie-meer werd gegraven, en door den bouw van vele spoorwegen, waarmee in 1840 een aanvang werd gemaakt, breidde de stad zich snel uit tot de „Koningin van het Westen”.
In 1850 telde het reeds 115.000 inw., terwijl het in 1860 nog 40.000 inw. meer had dan Chicago, en de grootste stad van het Westen was. Na dien tijd is het zoowel door Chicago als door St.Louis overvleugeld, en ook het nabij gelegen Cleveland en Pittsburg zijn boven C. uitgegroeid. In 1915 bedroeg het aantal inw. 406.700, waaronder vele Duitschers ( ± */a)> die hoofdzakelijk benoorden het Miami-kanaal wonen, of, zooals men zegt, „over den Rijn”. De tegenover liggende plaatsen Covington met 66.500 inw. en Newport met 35.000 inw. kunnen als voorsteden worden beschouwd. C. is een der belangrijkste commercieele en industrieele centra van het Westen gebleven. Jaarlijks loopen ongeveer 1500 schepen de haven binnen. Van nog meer beteekenis is het spoorwegverkeer, daar C. het centrum is geworden van 16 belangrijke lijnen. Electrische banen onderhouden de gemeenschap tusschen de verschillende deelen van de stad en de hoog gelegen buitenwijken.
Over de Ohio liggen 5 geweldige bruggen, terwijl een aantal veren bovendien voor de verbinding met den linkeroever zorgt. Van den handel is vooral van belang, die in koren, tabak, steenkool en katoen. De industrie, waarmee zich ± 60.000 arbeiders bezig houden, is voornamelijk machine-industrie, kleederen- en schoenfabrieken, wagenmakerijen, brouwerijen, branderijen en leerlooierijen. Ook de vleeschindustrie, speciaal de varkensslachterijen, zijn nog van groot belang, doch de oude naam „Porcopolis” komt thans meer aan de Westelijker gelegen steden toe. C. is schoon gelegen in het komvormige dal tusschen de rivier en de heuvels, waarvan de hellingen meest bebouwd zijn met landhuizen, de dorpen Walnut Hills en Mount-Auburn, enz.; andere heuvels leveren uitmuntende bouwsteenen. De stad heeft twee ruime parken: Eden Park en Burnett Woods Park; niet ver van dit laatste bevindt zich de Zoölogische tuin. Onder de bouwwerken der stad zijn te noemen de St. Peters-kathedraal, de groote muziekhal, het gerechtshof, het postkantoor en het meuseum van schoone kunsten, de Masonic Temple der vrijmetselaars, opgetrokken in Byzantijnschen stijl, met twee torens enz' Een der hoofdsieraden der stad is de bronzen Tyler-Davidson-fontein, voltooid in 1871, een geschenk van Henry Pro basco, een gegoed ingezetene der stad, en door hem benoemd naar Tyler Davidson, den ontwerper; het geheel bestaat uit vijftien bronzen figuren, alle te München gegoten; het middelste bereikt een hoogte van 15 Meter boven den grond en bestaat uit een vrouwenfiguur, met uitgestrekte armen, terwijl uit de vingers het water te voorschijn komt. C. heeft een in 1874 geopende universiteit (University of C.) met 2000 studenten en 212.professoren,
