Cherubs - (Hebr.: Keroeb, mv. Keroebim), Israëlietische symbolische figuren, waarvan noch de etym. bet. v. d. naam, noch de juiste gedaante, noch de eig. beteekenis vaststaat. Men heeft den naam trachten af te leiden uit ’t Hebr., Assyr., Eg., Pers., Sumerisch, zonder bevredigend resultaat. Het feit, dat ze een rol spelen daar waar uitheemschen invloed moet worden aangenomen: paradijsverhaal, ark, tempel van Salomo, tempel van Ezechiël, maakt uitheemsche invloed waarschijnlijk (Gen. 3: 24; Ex. 26:18— 20; I Kon. 5 vv.; Ez. 28).
Waarsch. behooren ze tot de groep van wezens, die in heel VoorAzië bekend zijn als troonwachters van de godheid: 1 Sam. 4: 4; 2 Sam. 6: 2; 2 Kon. 19: 16; De ch. komen voor als geweven figuren in een stof: Ex. 26: 1, 31, of uitgesneden in hout: 1 Kon. 6: 23—28. Ezech. beschrijft hun gestalte: 4 aangezichten en 4 vleugels, 1: 5 vv. (in 41:18 hebben ze 2 aangezichten); die 4 aangezichten zijn resp. die van een mensch, een leeuw, een stier en een adelaar. De theophanie* in Openb. 4: 7 ontleent de trekken der 4 dieren waarsch. aan Ezechiël. Deze 4 werden nu weer op de 4 Evangelisten toegepast, waardoor Mattheus als mensch, Markus als leeuw, Lukas als stier en Johannes als adelaar symbolisch werd voorgesteld. In de Pseudepigraphen* (Henoch) worden de ch. als engelen gedacht, evenals in de Christ. kunst, waar de ch. als gevleugelde kinderen of kinderkopjes, tegenover de Seraphs*, die als volwassen figuren werden aangeduid. De ch. worden vaak in blauw, de Seraphs in rood geschilderd.