Chenille-weverij - Het maken van smalle strookjes weefsel in gaasbinding, ook wel in effen binding, hetgeen de inslagdraden echter niet zoo zeker vastlegt. Het geschiedt voor het meerendeel nog op handweefgetouwen. De katoenen of linnen kettingdraden staan in groepen, meestal van zes draden, welke groepen op onderlinge bepaalde open tusschenruimten van elkander staan, al naar de lengte, die het vereischte chenille-pluche moet hebben. De inslagdraad bestaat uit zachte wol en wordt zoo dicht mogelijk ingeweven.
Van de zes kettingdraden kruist er telkens een boven en onder twee rechte draden. Nadat dit weefsel van het getouw is genomen, wordt de inslag precies op het midden der bovengenoemde tusschenruimten (machinaal) doorgesneden, zoodat het geheele geweven stuk uit elkaar geraakt in reepjes. Deze worden gespannen, om hunne lengterichting gedraaid onder verwarming, zoodat zij veranderen in wormvormig pluchekoord, waarin de kern dus gevormd wordt door de oorspronkelijke kettingdraden, of ze worden dubbel gevouwen tot strookjes pluchefranje, dus met de kettingdraden aan eene zijde, en onder spanning opgewonden om te dienen als pooldraden in de Axminster-tapijtweverij.
