Chemitypie - Eene door den Deen C. Piil in 1846 uitgevonden methode om boekdrukcliché’s te maken. Op een zuiver gepolijste zinkplaat wordt een gelijkmatig laagje van een samenstelling uit colophonium, asphalt en was gegoten, in welk laagje de teekening wordt gegraveerd. Vervolgens wordt in eene zwakke oplossing van salpeterzuur geëtst, zoodat de teekening in de plaat doorwerkt. De diepliggende lijnen der gravure worden nu met een gemakkelijk vloeibaar metaal (eene oplossing van bismuth, tin en lood) gevuld, waarna de mogelijk boven de oppervlakte der plaat uitstekende deelen van het vulsel zorgvuldig worden afgeslepen of afgeschaafd.
Verder wordt weer in verdund salpeterzuur geëtst, dat nu wel het zink der plaat, maar niet het metaalvulsel aantast. Het etsen wordt zoolang voortgezet, tot het zink om de teekening op voldoende diepte is weggebeten, en de gravure voor drukken geschikt is. Het vermoeden, dat de c. de houtgravure voor een belangrijk deel zou verdringen, is onjuist gebleken, omdat het harde materiaal eene artistieke weergave van het origineel belemmert. Na de uitvinding der zincographie* wordt de c. nog alleen voor reproductie van kaarten en plattegronden gebruikt.