Celluloïde - Behandelt men schietkatoen (nitrocellulose*) met kamfer en alkohol, dan ontstaat een gelatineuse massa, welke, warm geperst, het uit de beide laatstgenoemde stoffen bestaande C. levert. Het is een kleurlooze, doorzichtige, elastische stof, welke zich in allerlei vormen laat brengen en zich met verschillende verfstoffen Iaat vermengen. Men gebruikt C. voor het maken van kammen enz. als surrogaat voor ivoor en in den laatsten tijd, in groote hoeveelheden, voor films. Gevaarlijk is de bewerking, wegens brandbaarheid.
Hoog kamfergehalte (max. 40 a 50 %) verhoogt de qualiteit. Kleuren geschiedt bij het kneden. Voor kuns;schildpad worden stukjes kleurloos, geel en bruin ?. dooreen gemengd en te zamen eenige malen gewalst. De platen (staven, buizen) moeten gedroogd, rechtgemaakt, gepolijst worden. Brandbaarheid tegengegaan door bijmengsels, geeft weer andere bezwaren. Surrogaten van c. zijn galalieth en bakeliet*.
Zg. triplex-glas, dat onbreekbaar is, althans niet splintert, bestaat uit doorschijnend celluloïde, met aan weerszijden een glasplaat er op geperst. Het vindt toepassing voor ruiten van auto’s en voertuigen, en in de luchtvaart, ook voor stofbrillen. Het is bovendien een zeer goed electrisch isolatie-materiaal. Producenten: vooral Duitschland (in 1913 ± 10.000 ton, uitvoer ± 6000 ton), voorts Japan (kamferproducent). In Nederland verwerkt men c. te Zaandam. — Litteratuur: B. M. Margosches, Einiges über das Celluloid; Bonwitt, Das Celluloid.