Celliers

betekenis & definitie

Celliers - (Jan F. E.), Z.-Afrikaansch letterkundige, geb. te Wellington in 1865, voltooide zijn studie in Europa, werd later bibliothecaris te Pretoria (1894 — 99), werkt door zijn verzen mede aan den opbloei van een zelfstandige literatuur in Z.-A.; gaf in het licht: Die vlakte en andere gedichten (1908), waarin ook oorlogsgedichten; Die Revier (1909), Uniekantate (1910), waarin de geschiedenis van Z.-A. in groote trekken herdacht wordt. Schilderingen van het landleven gaf hij in het verhalende gedicht Martje; schreef verder een tooneelstuk: Liefde en Plig (4 bedr.). Over de literaire beweging in Z.-A. zie men o. a. C. G. N. de Vooys, Afrikaner Taal en Poëzie (de Beweging, 1913, IV).