Cate (Steven Blaupot ten) - Nederl. geschiedvorscher, geboren 1807 te Noordbroek (Gron.), studeerde sedert 1825 aan het Doopsgez. seminarie te Amsterdam, was van 1830 tot 1839 predikant bij de Doopsgezinde gemeente te Akkrum en van 1839—6 Aug. 1848, toen hij zijn ambt neerlei, bij die te Zaandam. In den herfst van 1851 werd hij lid der Tweede Kamer voor het kiesdistrict Groningen, hetgeen hij bleef tot hij bij K. B. van 28 Juli 1859 benoemd werd tot inspecteur van het lager onderwijs in de provincie Groningen, welke betrekking hij tot 1880 waargenomen heeft. Hij vestigde zich toen te Hoogezand, waar hij in 1884 overleed. Hij heeft veel geschreven, vooral betrefdende de geschiedenis der Doopsgezinden.
O.a. gaf hij in ’t licht: Geschiedenis der Doopsgezinden in Friesland (Leeuw. 1839); Geschiedenis der Doopsgezinden in Groningen, Overijsel en Oost-Friesland (2 dln. Leeuw, en Gron. 1842); Geschiedkundig onderzoek naar den Waldenzischen oorsprong der Nederlandsche Doopsgezinden (Amst. 1844); Geschiedenis der Doopsgezinden in Holland, Zeeland en Utrecht (2 dln., Amst. 1847); verder tal van tijdschriftartikelen o. a. in het „Tijdschrift voor het armwezen”, waarvan hij in 1851 de uitgave begon en dat eenige jaren bestaan heeft. Eene lijst zijner geschriften is te vinden achter het door H. Bouman geschreven „Levensbericht van Steven Blaupot ten Cate” (in de „Levensberichten der afgest. medeleden v. d. Maatsch. d. Ned, Letterkunde”, 1885 blz. 23—46). Hij behoorde tot de gematigde liberalen en heeft in verschillende betrekkingen veel gedaan voor armenzorg en onderwijs.