Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Caravaggio

betekenis & definitie

Caravaggio - (Michelangelo Merisi, of Merisio — niet Amerighi da C.), geb. tusschen 1560 en 1565, gest. in 1609, het hoofd der „naturalistische” school in Italië, werd uit welgestelde ouders te Caravaggio in de provincie Bergamo geboren. Zijn avontuurlijk leven begon met een leertijd in Milaan en Venetië; dan duikt hij omstreeks 1585 als straatarm jongmensch in Rome op, waar hij eerst door den Cavaliere d’Arpino, een toen zeer gevierd schilder, als helper gebruikt wordt, maar pas na kennismaking met den kunstkooper Valentin aanzienlijke klanten krijgt, die hem ook belangrijke opdrachten voor kerken verschaffen. Tot 1606 houdt hij het ondanks herhaalde moeilijkheden met de politie (voornamelijk eerezaken) in de Eeuwige Stad uit, maar in dat jaar moet hij wegens een manslag het pauselijk gebied verlaten. Twee jaar lang zwerft C. nu door ZuidItalië, Sicilië en Malta rond, steeds voor aanzienlijken en kerken portretten en heilige onderwerpen schilderend.

Als eindelijk de paus hem verlof geeft terug te keeren, begeeft C. zich dadelijk op weg naar Rome, maar sterft vóór hij er aankomt aan de gevolgen van een overval in een kustplaatsje van Latium. — De kunst van C., die terecht een voorganger der groote Nederlanders genoemd wordt, openbaarde zich het eerst in met groote natuurgetrouwheid, ook in optische verschijnselen als weerkaatsingen in glazen en derg., en warme kleuren weergegeven de stillevens, dan in genrestukken, vooral door C. van de Venetianen overgenomen halffiguren met dikwijls zeer typische gelaatstrekken. Alle toenmaals gebruikelijke onderwerpen, ook de allegorie en godsdienstige voorstellingen, behandelt C. op deze zelfde wijze. De laatste werden daardoor zoo vermenschelijkt, dat de kerkelijke overheden herhaaldelijk de voor hen geschilderde stukken weigerden. Maar, ofschoon C. brak met de oude plechtige symmetrie in de figuren en de toen meestal zeer fijn en helder bewerkte achtergronden verdonkerde om de hoofdpersonen geheel tot hun recht te doen komen — hierin ging hij, naarmate hij ouder werd, al verder — blijven zijn gestalten de Italiaansche monumentaliteit behouden en is de tegen hem geuite beschuldiging, dat hij altijd het leelijke zocht, geheel ongerechtvaardigd. Om de hoofdpersonen in treffende belichting te brengen, doet hij ze meest in een gesloten ruimte van den linkerkant door feilen glans bestralen. Op het laatst van zijn leven compliceert hij de schaduwproblemen nog door verschillende lichtbronnen aan te wenden.

In tegenstelling met Rembrandt laat C. den achtergrond gewoonlijk grauw en dood en smelt er zijn figuren opzettelijk niet mee samen. — C.’s manier veroverde stormenderhand Rome, waar Zucchero en de Cavaliere d’Arpino vóór hem de renaissance tot theatrale en zoetelijke barok verknoeiden, en won zich onder alle natiën talrijke aanhangers, ofschoon C. geen eigenlijke leerlingen had. Naast de Siciliaansche en Napelsche scholen raakten vele Noordelijke onder zijn invloed, onder welke vooral Honthorst en Rubens genoemd dienen te worden. — De werken van C. zijn over vele musea en talrijke Italiaansche kerken verspreid. Een van de meest treffende is de „Graflegging” in het Vatikaan te Rome. Litteratuur: ThiemeBecker’s Allgem. Künstlerlexikon.

< >