Canticum - aldus heet in de Rom. comedie en tragedie de monoloog, die gereciteerd of gezongen — in elk geval onder begeleiding van muziek (fluitspel) werd voorgedragen; zij kunnen bestaan uit verschillende metra. Daarentegen bestond de dialoog (diverbium) gewoonlijk uit zesvoetige jamben. In het Breviergebed is C. een gezang uit de H. Schrift, dat niet in ’t Psalterium staat. Uit het N. T. komen dagelijks in ’t Brevier voor het C. van de H. Maagd Maria (Magnificat) in de Vespers, van Zacharias (Benedictus) in de Lauden, van Simeon (Nunc dirr.it is) in de Completen.
De Cantica van het O. T. komen in plaats van den 4en psalm in de Lauden; en wel: in het officie van Zondag het C. der 3 jongelingen (Benedicite), Dan. III 57—58 en 56 in schema I, in schema II van hetzelfde C. Dan. III 52—57; van Maandag in schema I het C. van David (Benedictus e s, I Par. XXIX 10—13), in schema II het C. van Isaias (Confitebor, Is. XII 1—6); van Dinsdag in schema I het C. van Tobias (Magnus es, XIII 1—10), in schema II het C. van Ezechias (Ego dixi, Is. XXXVIII 10—20); van Woensdag in schema I het C. Judith (Hymnum Cantemus, Judith XVI 15—21), in schema II het C. van Anna (Exsultavit cor meum, I Reg. II 1—10); van Donderdag in schema I het C. van Jeremias (Audite verbum Domini, Jer. XXXI 10—14), in schema II het C. van Mozes (Cantemus Domino, Exod.
XV 1—19); van Vrijdag in schema I het C. van Isaias (Vere tu es, Is. XLV 15—26), in schema II het C. van Habacuc (Domine audivi, Hab. III 1—19); van Zaterdag in schema I het C. Ecclesiastici (Miserere nostri, Eccli XXXVI 1 — 16), in schema II het C. van Mozes (Audite coeli, Deut. XXXII 1—43). Schema II komt voor: wat Zondagen betreft op de Zondagen van de Vasten en de Zondagen Septuagesima, Sexegesima en Quinquagesima; wat de dagofficies betreft, b.v. op de dag-officies van Vasten en Advent. De C. waren in de Grieksche liturgie reeds in de 4e of 5e eeuw gebruikt, ongeveer gelijktijdig ook in de Romeinsche.