Calligonum - plantengeslacht der Polygonaceeën met ongeveer 20 soorten in de steppengebieden van het O.-lijke Middellandsche Zeegebied en Centraal-Azië .Het zijn sterk-vertakte heesters met zeer kleine, naaldvormige blaadjes. Polygonum comosum (plaat Woestijnplanten fig.
4), komt in Arabië, Syrië en N.-Afrika voor, eveneens C. Pterococcus (plaat Steppenplanten fig. 1), Callimachus uit Cyrëne, ± 310 —240 v. C., het hoofd der Alexandrijnsche dichterschool en tevens geleerde. Zijn bloeitijd valt onder Ptolemaeus II. Hij was de leermeester van Apollonius Rhodius, Aristophanes van Byzantium, Eratosthenes e. a. en liet 800 werken na. Het wordt betwijfeld of hij bibliothecaris der Alex.bibliotheek is geweest, maar van zijne werkzaamheid daarvoor pleiten de Pinakes, een vaksgewijs geordende catalogus, die tevens de grondslag voor een literatuurgeschiedenis was. Als dichter heeft hij zich op velerlei gebied bewogen; het groote epos had, volgens hem, afgedaan; men ..moest zich tot een klein gebied beperken („een groot boek — een groot kwaad”) en daaraan al zijn kunst en vlijt wijden; de smaakvolle „kleinmalerei” was dus zijn doel.
De 4 boeken Elegieën Aitia behandelden den oorsprong van steden, wedkampen, offerplechtigheden, enz. Zijne erotische elegieën hebben vooral aan de Romeinsche dichters als modellen gediend, b.v. de lokken van Berenice, gedicht in 246 ter eere van koningin Berenice, die haar haarlokken aan Aphrodite had gewijd, toen haar man tegen Syrië uittrok, en door Catullus nagevolgd. Ook een epyllion Eecate, het onthaal van Theseus door een oude vrouw, toen hij tegen den stier van Marathon uittoog, is van hem (Philemon en Baucis bij Ovid.) en een schimpdicht Ibis op zijn mededinger Apollonius Rhodius, door Ovid. nagevolgd. Bewaard zijn ons 6 Hymnen op goden met toespelingen op het Egyptische koningshuis, 64 sierlijke en geestige epigrammen en Acontius en Cydippe uit Aitia, het laatste eerst onlangs in Egypte gevonden evenals een gedeelte van de Hecate en van de Lamben d.i. choliamben.
