Cajetanus ( - eigenlijk Jacobus de Vio)
geb. 1469 te Gaeta, was pauselijk legaat in Duitschland, werd in 1506 generaal der Dominicanen, 1512 kardinaal, disputeerde 1618 te Augsburg met Luther; overl. in Aug. 1584. Hij schreef een commentaar op de Summa theologiae van Thomas van Aquino; schreef ook commentaren op wijsgeerige werken, o. a. op eenige wijsgeerige geschriften van Aristoteles; hij had meesterschap in de Aristotelische philosophie. Als exegeet erkende hij en legde hij den nadruk in den strijd met het Protestantisme op de noodzakelijkheid van een diepere Schriftuurstudie. De woordverklaring en het traditieprinciep getrouw blijvend, verdedigde hij, dikwijls met geluk, vrijere meeningen ook tegen de Vaders en de traditie, de vertaling van de Vulgaat voor onvoldoende verklarend. Van bijna alle boeken der H. Schrift maakte hij met vreemde hulp (hij kende het Hebreeuwsch niet) woordgetrouwe verklaringen. C. was klein van gestalte en van een onaanzienlijk uiterlijk; blonk uit door zedenreinheid, ootmoed, onvermoeidheid en strenge nauwgezetheid in het vervullen van zijn plichten; ook als kardinaal eenvoudig van levenswijze; uitstekende practische bekwaamheden paarden zich in hem met geweldige speculatieve kracht.