Bwool - of Boeol, zelfbesturend landschap in het Westelijk deel van het Noordelijk schiereiland van Celebes, administratief uitmakende de onderafd. B. der afd. GORONTALO van de residentie Menado ; het wordt ten N. door de zee bespoeld en grenst ten Z. aan de onderafd. Gorontalo; het land is bergachtig en heeft in het midden het karakter van een hoogvlakte, uit welke zich enkele toppen van 1000 tot 1800 M. absolute hoogte verheffen; in deze bergen, die met dichte wouden bezet zijn, ontstaan verscheidene rivieren, die in Noordelijke en Noord-Oostelijke richting zeewaarts loopen; het land, hoewel vruchtbaar, wordt weinig bebouwd, doordat de geheele bevolking zich aan de kusten ophoudt; wegen ontbraken tot voor kort bijna geheel, doch in den laatsten tijd wordt van den aanleg daarvan meer werk gemaakt; de rivierbeddingen en het bergland bevatten goud, dat op kleine schaal gedolven en over Singapore uitvoerd werd; dit gouddelven geschiedde bijna uitsluitend door vreemdelingen, meest Gorontaleezen; de inboorlingen van B. houden zich meer bezig met de teelt van padi en katoen, in de nabijheid der kust met de inzameling van boschproducten en met vischvangst; het dagelijksch voedsel is echter sagoe, welke overal in overvloed voorhanden is; de bevolking, ± 14.000 zielen sterk, belijdt den Moham. godsdienst.
Het landschap is verdeeld in drie districten: Palèlèh, Biaoe en Boenobogoe en wordt bestuurd door een radja, bijgestaan door drie districtshoofden. De Oost-Indische Compagnie bezat hier reeds vroeg een fort, en sloot bij verschillende gelegenheden contracten met de hoofden; op 13 Dec. 1890 werd een contract gesloten met B., waarbij de per jaar aan het Gouvernement te betalen schatting op f 1000 werd bepaald. — De verhouding van het landschap tot het Gouvernement wordt thans bepaald door de Korte Verklaring * van 22 Nov. 1912. De gelijkn. hoofdplaats is een niet-onbeduidende kampong, met tamelijk wat handel, en ligt aan de monding der B. rivier. In deze landschappen werkt de mijnbouwmaatschappij Palèlèh, tot het winnen van goud, zilver, koper, lood, antimoon, nikkel, kobalt en bismuthertsen. De concessie omvat 233 450 H.A. en spruit voort uit het contract in 1891 door de firma P. Landberg en Zoon met het zelfbestuur van B. gesloten; de productie bedroeg in 1910 een waarde van f 707.300 (voornl. goud).