Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Bussy

betekenis & definitie

Bussy - (I. J. Ie Cosquino de)

geb. 1848, Doopsgez. Pred. 1870—84, Hoogl. aan de Doopsgez. Kweeksch. en de Gem. Universiteit te Amsterdam, 1892 tot 1916. In theol.wijsg. opvatting oorspronkelijk leerling van S. Hoekstra, later zeer verwant aan Ritschl (behoudens diens dogmatische denkbeelden), in zooverre hij godsdienstig geloof en wereldbeschouwing of methaphysica scherp onderscheidt. Op ethisch gebied empirist; de ethiek of zedekunde is zuivere wetenschap, zonder inmenging van waardeoordeelen; zij leidt tot het inzicht, dat zedelijke begrippen, voorstellingen van goed en slecht, de zedeleer, de vrucht zijn van wereld- en levenbeschouwing, waarvan de godsd. voorstellingen het voornaamste bestanddeel vormen. Voornaamste werken: Ethisch Idealisme, 1876; Over de waarde en den inhoud van godsdienstige voorstellingen, 1881; De maatstaf van het zedelijk oordeel en het voorwerp van het godsdienstig gefoof, 1889; Inleiding tot de zedekunde, 1898; Artikelen in het Th' Tijdschr. o. a. over Verantwoordelijkheid, 1903 —04; Het Pragmatisme (1908—09).

< >