Burschenschaft. - Na den vrijheidsoorlog van 1813—14 bleef men aan de Duitsche universiteiten vol geestdrift ijveren voor het beginsel der nationale eenheid en voor eene vrijzinnige regeering. 12 Juni 1815 stichtten studenten te Jena eene vereeniging, de B. geheeten. die in tegenstelling met de vroegere „Landmannschaften”, clubs van studenten uit bepaalde landschappen, bestemd was eene vereeniging te worden van alle Duitsche studenten en daardoor een middel, om het gevoel van stamverwantschap tusschen de Duitschers te versterken. Jena, gelegen in Saksen-Weimar, den eersten Duitschen staat, die eene constitutie kreeg, werd al spoedig het centrum van het politieke leven aan de Duitsche universiteiten. 17 October 1817 kwam een aantal professoren en studenten bijeen op den Wartburg, ter herdenking van den slag bij Leipzig en van ’t begin der Hervorming. Na afloop van de plechtigheid werd, in navolging van het verbranden van den pauselijken banbul door Luther, een brandstapel ontstoken, waarop allerlei onpopulaire en conservatieve geschriften en verschillende symbolen van de absolute regeering, o. a. een korporaalstok, een staartpruik, enz. werden geworpen. Deze studentengrap had verder geen gevolgen voor de studenten, maar de moord op den Russischen staatsraad v. Kotzebue, door den student Karl Sand te Mannheim gepleegd op 23 Maart 1819, en nog een andere politieke moordaanslag in hetzelfde jaar boden aan Metternich de gewenschte gelegenheid, om de liberale beweging aan de universiteiten te onderdrukken.
Deze op zichzelf staande aanslagen werden voorgesteld als een complot van een geheim studentengenootschap, dat aan alle hoogescholen zijne vertakkingen had. Het gevolg hiervan waren de Karlsbader besluiten van Aug. 1819, door de voornaamste staten van den Duitschen Bond genomen, waarbij de universiteiten onder toezicht gesteld werden van regeeringscommissarissen, alle verdachte vereenigingen, waaronder de B., verboden werden, eene strenge censuur werd ingesteld en eene speciale commissie onderzoek zou doen naar de woelingen der demagogen in Mainz. De B. bleef echter bestaan, maar gedurende eenigen tijd onder andere namen, zooals Burschenbund enz. De revolutie van 1830 bracht ook onder de Duitsche studenten beroering; de republikeinsche strooming onder hen werd steeds grooter, wat o. a. bleek in 1832 bij het feest op het kasteel Hambach in de Rijnpalts, waar vurige redevoeringen gehouden werden op de confederatie van het republikeinsche Europa. Toen nu een aantal radicale democraten zelfs eene poging deed om zich van Frankfort a/M., den zetel van het Bondsbestuur, meester te maken, begonnen de vervolgingen weer met hernieuwde kracht. Liberale professoren werden ontslagen, journalisten en studenten gevangen gezet, o. a. de student Frits Reuter, die in zijn verhaal „Ut mine Festungstid” zijn eigen ervaringen uit dien tijd heeft verteld.
Sedert 1848, toen overal de tegen de Burschenschaften ingestelde maatregelen werden opgeheven, zijn zij niet meer in ’t politieke leven op den voorgrond getreden. In 1881 werd te Eisenach een Allgemeiner Deputierten-Konvent (A. D. C.) gesticht, dat tegenwoordig 50 Burschenschaften vertegenwoordigt. Een Deputierten-Konvent (D. C.) regelt de gemeenschappelijke zaken van de aan elke universiteit naast elkaar bestaande Burschenschaften.