Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Buiktyphus

betekenis & definitie

Buiktyphus - typhus abdominalis, ook febris typhoïdea genoemd, een veelvuldig voorkomende besmettelijke ziekte, die veroorzaakt wordt door de in 1880 ontdekte typhusbacil. Dit staafje, 1/3 van de middellijn van een rood bloedlichaampje lang, komt voornamelijk met het voedsel (drinkwater, ongekookte melk, rauwe groenten, oesters, enz.) in het lichaam en maakt in hoofdzaak den darm ziek. De besmetting komt tot stand door onmiddellijke aanraking (contact) met een typhuslijder, bij wien de bacillen het lichaam verlaten met de ontlasting, urine en sputum, of door middel van voedsel, dat met de bacillen in aanraking is gekomen; ook kunnen vliegen de ziekte helpen verspreiden. Lichamelijk en geestelijk lijden verhoogen de vatbaarheid; jongere lieden zijn vatbaarder dan oudere.

B. komt zoowel sporadisch als in epidemieën voor. Na een incubatietijdperk van 14—21 dagen, waarin de lijder zich al wat onwel voelt, begint de ziekte met geleidelijk stijgende koorts, hevige hoofdpijn, aanvankelijk sterk beslagen, later roode, zeer droge tong, gebrek aan eetlust, dorst en zwaar gevoel van ziekzijn. De koorts bereikt aan het einde der eerste week haar hoogtepunt, blijft in de 2e en 3e week veelal schommelen om 40° C., de pols blijft betrekkelijk langzaam, de in het begin trage ontlasting wordt dun, frequent, gelijkend op erwtensoep, op den romp ontwikkelen zich rosé vlekjes (roseola), bronchitis treedt op, de algemeene toestand wordt slechter, de zieke gaat ijlen, wordt onrustig, het bewustzijn wordt gestoord en er ontwikkelt zich in de ernstiger gevallen een toestand, dien men status typhosus noemt. In typisch verloopende gevallen daalt in de 4e week langzamerhand de koorts, verbeteren alle verschijnselen en treedt met de 5e week het reconvalescentietijdperk in. Van dit verloop komen dikwijls afwijkingen voor; het kan gerekter zijn, doch ook veel korter en lichter en heet dan typhus levis (ook is, wat men „gastrische koorts” noemde, een lichte typhus).

Met het opkomen en dalen van de koorts gaan de ontwikkeling en genezing van zweren in het onderste deel van den dunnen darm, de voornaamste afwijking bij b., hand in hand. Deze zweren kunnen, vooral in de 2e week, aanleiding geven tot zware darmbloedingen of tot de nog ernstiger doch zeldzamer darmdoorboring (perforatie), waarvan een etterige buikvliesontsteking het gevolg is; dan kan alleen vroegtijdige operatie somtijds het leven nog redden.

Behalve in den darm vindt men bij b. in bijna alle deelen van het lichaam ziekelijke afwijkingen: de milt is gezwollen, het hart verzwakt, de bronchitis kan leiden tot longontsteking, waarvoor half bewustelooze zieken over het algemeen door verslikken en gebrekkig ophoesten der fluimen voorbeschikt zijn, het mondslijmvlies, de lippen, de keel worden droog, rood, met zwarte korsten bedekt, het bloed wordt armer aan roode en witte bloedlichaampjes, het lichaamsgewicht daalt sterk, terwijl in hooge mate het zenuwstelsel lijdt, zoo dat oudtijds b., „zenuwzinkingskoorts" genoemd werd. Van belang is de aandoening der galblaas, daar deze somtijds chronisch wordt en de zieken daardoor hun leven lang typhusbacillen met de ontlasting kunnen blijven afscheiden; zij zijn dan zoogenaamde bacillendragers* geworden. Niet zelden ziet men ongeveer een week na het verdwijnen van de koorts een nieuwen aanval van de ziekte optreden, recidief genoemd; hij gelijkt op den eersten, doch duurt korter; somtijds neemt men meerdere recidieven waar. Als gevolgen van b. kunnen ontstekingsprocessen en afwijkingen aan de meest verschillende organen optreden. Het uitvallen der haren na de ziekte komt in den regel terecht, b. verloopt in het bijzonder zwaar bij alkoholisten, oude en zwaarlijvige personen, licht bij kinderen.

De sterfte bedraagt in ziekenhuizen, dus bij goede verpleging, 5—20%. Het doorstaan der ziekte behoedt niet geheel, doch bijna zeker voor een nieuwe besmetting. Het is moeilijk de ziekte vroegtijdig uit het ziektebeeld te herkennen. Het aantoonen der bacillen in het bloed is reeds den 3en dag mogelijk, doch vereischt een laboratorium; eenvoudiger is de herkenning uit het bloedserum door de reactie van Widal (zie AGGLUTINATIE), die meestal tegen het einde der 1ste week positief uitvalt en dit nog jaren na afloop der ziekte blijft doen; een bezwaar is, dat ook na inenting tegen b. deze reactie, zij het ook minder sterk, positief wordt.

De specifieke behandeling van b. heeft nog geen practisch belang. Voor de behandeling staat een zorgvuldige, zaakkundige verpleging bovenaan: kleine fouten kunnen de ernstigste gevolgen hebben; men verplege b. daarom liefst in een ziekenhuis. Het dieet zij vloeibaar en krachtig (melk, ei, bouillon, enz.); tot vast voedsel mag eerst ongeveer een week na het wijken der koorts worden overgegaan. Volkomen bedrust, geregeld omleggen van den lijder om het zeer dreigende doorliggen en longontsteking te voorkomen, zorgvuldige reiniging van mond en huid. Geprezen wordt de koud-waterbehandeling door baden of inwikkelingen, die gunstig werken op koorts en zenuwverschijnselen; omtrent het gebruik van koortswerende medicamenten zijn de meeningen verdeeld. Hartzwakte, longontsteking en andere complicaties worden op de gebruikelijke wijze bestreden.

Bij darmbloeding ijs op den buik, opium; bij perforatie kan operatie beproefd worden. Voor de voorkoming der ziekte is een goede verpleging van den zieke, waarbij voor ontsmetting van alle bacillenhoudend materiaal gezorgd wordt (bijv. ontlasting, urine, sputum, badwater, wasch, eetgerei), van het grootste belang. De Wet zorgt er voor, door kenmerken van de woning van den lijder, dat ieder de aanraking met dezen kan vermijden. Tegenwoordig kan men door inenting met een typhusvaccin (zie VACCINATIE) de vatbaarheid voor de ziekte aanmerkelijk verminderen; in de jongste Europeesche oorlogen is de doeltreffendheid dezer methode gebleken; indien ingeenten door b. worden aangetast, verloopt de ziekte bij hen betrekkelijk licht. Een maatschappelijk gevaar leveren de bacillendragers op, vooral de niet als zoodanig erkende; vele epidemieën blijken door een bacillendrager te zijn verwekt; een afdoend middel om hen van de bacillen te bevrijden, is nog niet gevonden.

Er komen op b. gelijkende ziektebeelden voor, die blijken niet door de typhusbacil, doch door aan deze verwante paratyphusbacillen te worden veroorzaakt; zie PARATYPHUS.

< >