Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Broeders van ’t gemeene leven

betekenis & definitie

Broeders van ’t gemeene leven - D.i. een vereeniging van priesters en geestelijke broeders, die alles gemeenzaam bezaten gelijk de eerste Christenen; ontstaan te Deventer in de 14e eeuw door Geert Groote*; het tweede huis ontstond in 1384 te Zwolle. Hun doel was de deugd te beoefenen door het verzaken van alle wereldsche grootheid, door onthouding, matigheid, versterving en vasten, door de studie der H. Schrift en der Kerkvaders; zij gaven onderwijs vooral aan toekomst, priesters, schreven boeken af, en kweekten door hun prediken de godsvrucht onder het volk aan; legden geen eigenlijk gezegde kloosterbeloften af, maar moesten toch afstand doen van alle persoonlijk bezit, hét coelibaat bewaren en gehoorzaamheid bewijzen aan hun overheden. Ook stichtte Groote een dergelijke vereeniging voor vrouwen.

De huizen vermenigvuldigden zich, in ons land te Hulsbergen bij Hattem, Doesburg, Hoorn, Harderwijk, Groningen, Utrecht en Nijmegen, en ook in ’t buitenland (België, Duitschland, Frankrijk, Italië, Sicilië). Eerste helft 15e eeuw bestonden er minstens 70 of 80 broeder- en zusterhuizen. De vereeniging van de Br. ging langzamerhand te niet, doordat vele huizen overgingen, öf tot de Tertiarissen van den H. Franciscus, óf tot het Kapittel van Windesheim.

< >