Bredius (Dr. Abraham), bekend Nederlandsch kunsthistoricus en verzamelaar van voornamelijk Nederlandsche, zeventiend’eeuwsche schilderijen, geb. 18 April 1855 te Amsterdam. B. legde zich geheel toe op de studie van den bloeitijd der Nederlandsche schilderkunst en dus op de nauwkeurige kennis van de kunstwerken, die de Nederlandsche verzamelingen en de overige Europeesche musea bevatten. Groote reizen, die hij steeds weer maakte, stelden hem in staat, het geheele gebied te overzien; een onvermoeibare ijver en langzamerhand verworven soliede kennis stelden hem in staat ook in de archieven, die hij steeds raadpleegde, zeer veel te ontdekken, wat tot ophelderingen ondersteuning van de gegevens der stijlkritiek kon dienen.
Zijn aanleg en smaak leidden zijne nasporingen van het vele bijkomstige, dat zich aan hem voordeed, altijd weer tot het meer belangrijke terug en zijn vurige liefde voor de Nederlandsche kunst, vooral voor die van Rembrandt en Vermeer, is door schitterende ontdekkingen van geheel onbekende of sinds eenigen tijd verloren werken beloond. In 1889 werd hij benoemd tot Directeur van het Mauritshuis te VGravenhage, nadat hij tevoren reeds een volledigen catalogus van de schilderijen in ’s Rijks museum (eerste uitgaaf in 1885) had saamgesteld. In 1895 verscheen van zijn hand de Catalogus van de onder zijn leiding voortreffelijk georganiseerde en schitterend aangevulde verzamelingen van het Mauritshuis. In 1886—88 verscheen zijn eerste standaardwerk Meisterwerke des Rijks Museum zu Amsterdam (München), Fransche uitgave van 1887. In 1891 verscheen een dergelijke publicatie : Meisterwerke der köningl. Gemalde Gallerie im Haag. Als directeur van het Mauritshuis trad hij 1909 af, opgevolgd door Dr. W. Martin, om zich voortaan geheel aan zijn studie te wijden.
Uit zijn particuliere verzameling mocht het Mauritshuis eenige der allerbeste stalen van Rembrandt en andere Meesters in bruikleen ontvangen. Een lijst van de aankoopen tijdens zijn beheer vindt men in het Bulletin v. d. Oudheidk. Bond v. 1909 p. 112. Zijn archiefstudies leidden tot de 1915 verschenen uitgave van de Künstlerinventare in de Quellenstudien zur Holländischen Kunstgeschichte I (Nijhoff). Bij gelegenheid van zijn 60en geboortedag mocht hij zich verheugen in de met warmte hem toegezwaaide hulde van allen, die op het gebied hunner eigen studies Br.’s praestaties hadden leeren waardeeren en van zeer velen, wien hij door zijn groothartige en belangelooze wijze van handelen, met zijn kunstbezit groot genot had weten te verschaffen.
Er verscheen toen een „Feestbundel, Dr. Abraham Bredius aangeboden (met bibliographie), den achttienden April 1915,” waartoe vele Nederlandsche geleerden bijdragen hadden geleverd. Een bespreking van dezen bundel van de hand van Jan Veth verscheen in de Nieuwe R. Courant van 21 April en 1 Mei 1915. Het voorbeeld van Wilhelm Bode heeft hem zonder twijfel in veel opzichten tot richtsnoer gediend. Zijn losse opstellen verschenen in vele vaktijdschriften en bladen, de meeste in het tijdschrift „Oud-Holland”.