Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Branden (techn.)

betekenis & definitie

Branden (techn.) - 1) van kalk, is de bewerking, waarbij uit koolzure kalk (calcium-carbonaat, Ca C03) in zijn verschillende vormen — schelpen, kalksteen, krijt — door verhitting, onder ontwikkeling van koolzuurgas (C02), de kalk (CaO) wordt gewonnen. Men onderscheidt bij het kalkb. in ’t algemeen periodiek werkende en continu werkende ovens. De zeer primit. en oneconom. veldovens en meilers, welke zelden meer gebruikt worden en die uit afwisselende lagen kalksteen en brandstof waren opgebouwd, kunnen buiten beschouwing blijven. Van de periodieke ovens noemen wij als type de Harzer: eivormig gemetselde oven, onderaan opening voor het vuur; hierboven wordt van groote stukken kalksteen een gewelf gemaakt, waarop het overige materiaal los wordt gestort, zoodat een goede trek mogelijk blijft.

Boven is de oven open. Naarmate de temp. stijgt bij de verhitting, wordt de rook minder zwart, verdwijnt ten slotte, terwijl de kalk zich als witgloeiende, sponzige massa vertoont. Het proces is dan geëindigd, de kalk is gaar. Na 12 u. af koelen, kan hij verwijderd worden. Een verbetering is het aanbrengen van een rooster boven de vuurhaarden en een gemetseld gewelf met te regelen trekgaten boven den eigenlijken oven. Gewoonlijk wordt in dezen o. gestookt met steen- of bruinkool. — Principieel verschillend met de boven besproken typen, zijn die, waarbij de oven trechtervormig is en afwisselend met kalksteen en brandstof gevuld. De gaargebrande kalk kan door een opening onder in den zijwand worden weggevoerd. Naarmate men hooger komt in den oven, worden de kalksteenlagen dikker t. o. v. de brandstoflagen, daar de hoogere lagen van de daaronder liggende veel warmte opnemen.

Deze oven kan, door bijvullen van boven af, ook continu werken. — Het voordeel, dat de continu werkende ovens boven de periodieke opleveren door uitsparen van brandstof, is natuurlijk groot; want in de eerste plaats behoeft niet telkens de oven zelf ophooge temp. te worden gebracht en ten tweede is de hoeveelheid brandstof, welke noodig is om den oven op de gewenschte temp. te houden, gering in verhouding tot den verwerkten kalksteen. Als type zij vermeld die volgens Rumford, waarin kalksteen en brandstof niet met elkaar in aanraking komen. Deze oven heeft een dubbelen wand; in de tusschenruimte bevindt zich de brandstof, in het binnenste de kalksteen. De etageoven van Dietzsch gebruikt de gasvormige verbrandingsproducten om den kalksteen vóór te verwarmen; evenzoo die van Kawalewsky en du Pasquier met vóórwarmer. De ringoven volgens Hoffmann gebruikt heete lucht als vóórverwarming. Hierbij moet de gebrande kalk door schuiven geïsoleerd worden, ten einde de verbinding van koolzuur uit die lucht met de kalk te vermijden. Dit systeem munt uit door zuinig brandstofverbruik. Zeer zuivere kalk wordt verkregen in ovens met gasverwarming (Steinmann ± 1860).

Gasovens met heeteluchttoevoer volgens Fr. Siemens leveren zeer zuivere en gelijkm. kalk. Het brandstofverbruik is door doelmatige aanwending der verbrandingsgassen opvallend laag. (Litt. Heusinger v. Waldegg, Die Kalku. Cementbrennerei, Leipzig 1892). Bevat de kalk veel aluminiumsilicaat en zand, dan wordt zij door te hooge verhitting onder vorming van aluminium-kalksilicaten „doodgebrand". De kalk sintert en lost niet meer of moeilijk in water op. Dit doodbranden treedt ook op bij te snelle en te hooge verhitting, waarbij zich slechts half gebrande kalk vormt, die een deel van het koolzuur vasthoudt.

2) van gips (CaS04 + 2H20, waterhoudend calciumsulfaat): de verdrijving van het grootste deel van het kristalwater (tot op 3 a 6 %). Is al het kristalwater (20.95 %) door hoogere verhitting verwijderd, dan verliest gips de eigenschap door watertoevoeging weder hard te worden: hij is doodgebrand. Bij het branden moet behalve voor te hooge verhitting, vooral voor ongelijkmatige verwarming, gewaakt worden. Naarmate het materiaal grover is, moet de verhitting langer worden voortgezet. Aanraking met de brandstof moet vermeden worden met het oog op reductie tot zwavelcalcium. Dit wordt in de eenvoudige ovens, die van onderen af verhit worden, slechts ten deele bereikt, De ronde ovens van Dumesnil en Scanegatty, waarin de gips zijdelings verhit wordt, bieden geen principieel verschil.

Dit is wel het geval met den oven van Simon Walser: een draaiende trommel van blik, die door de vlam omgeven is. Het materiaal wordt door schoepen, welke zich aan de as bevinden, voortdurend geroerd. In de ovens van Ehrhardt en Barth, zoowel als die van Hoffmann, wordt de gips in kleine op rails loopende wagentjes in de verwarmingsruimte, welke door buizensystemen op temp. wordt gehouden, gereden, de oven gesloten en na gaarbranden van het materiaal de wagens er weer uitgetrokken. Gips voor afgietsels e. d., die met grooter zorg gebrand moet worden, wordt in open smeedijzeren cilinders, in pannen of op ijzerblik verhit, zoodat men het proces naar het ontwijken van het water kan regelen. De gips moet in deze gipskokers tot meel gemalen zijn. (Litt. Feichtinger, Technologie der Mörtelmaterialien; Braunschweig 1885).

< >