Bracteaat - (Lat. bractea = dun blaadje), voornamelijk in Duitschland voorkomende, zeer dunne zilveren eenzijdige munten. Zij waren in omloop van af de eerste helft der 12de eeuw tot het einde der 14de, en werden ’t eerst in den Harz en Thüringen uitgegeven, ook in Zwitserland, Hongarije, Bohemen, Polen en Skandinavië komen zij voor. De oudste bracteaten zijn meest fraai van uitvoering, de er op voorkomende voorstellingen scherp en duidelijk, bij de latere laat de afwerking veel te wenschen over, en is deze dikwijls zoo slordig, dat de voorstelling niet zelden niet te herkennen is. Om hunne fraaie uitvoering zijn de bracteaten van keizer Frederik I (1152—1190) en Hendrik den Leeuw bekend.
De groote behoefte aan geld ontstaan bij ’t begin der kruistochten in Duitschland en de rijke toevoer van zilver, voornamelijk uit de zilvermijnen uit den Harz, maakten, dat men begon om te zien naar eene snellere wijze van muntslaan dan tot heden mogelijk was. Voornamelijk het vervaardigen van de metalen plaatjes, waarop de muntstempels moesten worden aangebracht, eischte veel moeite en tijd, daar deze alle stuk voor stuk uit zilveren platen moesten worden geknipt en zooveel mogeijk op gelijk gewicht worden gebracht. Door gebruik te maken van dunne metalen plaatjes werd veel van de vroegere moeilijkheden vermeden; men legde ’t plaatje op een zachte onderlaag (denkelijk op een stuk leer) en sloeg vervolgens met den hamer den muntstempel op het plaatje, dat dan op de voorzijde de munt en relief vertoonde, terwijl op de keerzijde die zelfde voorstelling verdiept te zien was; de dunheid van het muntplaatje maakte het gebruik van afzonderlijke stempels aan voor- en keerzijde onmogelijk. Gedurende den tijd, dat zij in omloop waren, werden zij Deniers of Penningen genoemd; sommige op deze munten voorkomende omschriften luiden dan ook: Numus, moneta, denarius een bewijs, dat de bracteaten wel degelijk geldstukken waren en niet, zooals vroeger wel werd aangenomen, uitsluitend voor versiering dienst deden. Als versiersels deden uitsluitend dienst de gouden bracteaten, die nimmer als munt in omloop geweest zijn, maar van goud vervaardigd werden in navolging van de zilveren. Zij zijn meestal van een oogje voorzien, waaraan zij gedragen zijn, komen voornamelijk in vondsten in Skandinavië voor, terwijl zij ook in Friesland wel zijn opgegraven.