Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bouman (herman)

betekenis & definitie

Bouman (herman) - Nederl. godgeleerde, geb. te Idaard in Friesland, 1789, genoot zijn opleiding aan het gymnasium te Harderwijk, waar zijn vader toen predikant was, en aan de Geldersche hoogeschool aldaar, werd 1812 predikant te Oostermeer (Friesl.) en in 1815 te Finsterwolde, en aanvaardde 20 Mei 1823 het professoraat in de theologie te Utrecht met een oratie De Belgio disciplinae theologicae nostra imprimis aetate sede pulcherrima et maxime opportuna. Hij doceerde de theologia naturalis, de exegese en de kritiek van het N.T., later ook de exegese van het O.T. en de encyclopaedie der theologie. Hoewel zeer zwak van lichaam, was hij een man van buitengewone kennis. Bekend was hij om zijn keurigen Latijnschen stijl.

In 1859 emeritus geworden, overleed hij 1864. Behalve verschillende tijdschriftartikelen en boekbeoordeelingen schreef hij o.a.; Redevoering ter godsdienstige inwijding van het tweede eeuwfeest (der Utr. hoogeschool) (Utr. 1836); Memoria Joannis Clarisse theologi (Utr. 1850); De Godgeleerheid en hare beoefenaars in Nederland, gedurende het laatste gedeelte der vorige en in den loop der tegenwoordig» eeuw (Utr. 1862); Geschiedenis der voormalige Geldersche hoogeschool en hare hoogleeraren (2 dln. Utr. 1844-47).

< >