Bouillé - (François Claude Amour, markies van), geb. 1739 in Auvergne, trad reeds in 1753 in het Fransche leger, nam aan den veldtocht tegen Pruisen deel, streed bij Bergen (1759) en Lange nsalza (1761) en onderscheidde zich bij den overval van den erfprins van Bronswijk te Alzenhain in 1761, waarna hij tot kolonel werd bevorderd. In 1768 ging hij als gouvern. naar Guadaloupe en in 1777 werd hij tot gouvern.-generaal van Martinique en St. Lucia benoemd. Bij het uitbreken van den Amerik. vrijheidsoorlog tegen Engeland werd hij belast met het gouvernement over de gezamenl. eil., waarna hij, toen Frankrijk zich in 1778 voor N.-Amerika verklaard had, onmiddellijk den strijd tegen de naburige Eng. eil. opende en Dominica, Tobago, St.
Eustatius, St. Martin, Saba, St. Christoph en Montserrat veroverde. B. werd daarop bevorderd tot luiten.-generaal en keerde in 1783 naar Frankrijk terug. Bij het uitbreken van de revolutie was hij belast met het milit. commando in Elzas, Lotharingen en Franche-Comté en in 1790 werd hij opperbevelh. van het Maas-, Saaron Moezelleger. Met alle macht bevorderde hij de belangen des konings en onderdrukte de opstanden te Nancy en Metz.
In 1791 werd hem opgedragen, Lodewijk XVI op zijn vlucht behulpzaam te zijn, doch vóór deze onder zijne bescherming was gekomen, werd de koning herkend en gevangen genomen. B. zag het gevaar in, waarin hij verkeerde en vluchtte naar Luxemburg, waarna hij de voornaamste hoven bezocht om deze tot bevrijding van Lodewijk XVI aan te sporen. Daar hij echter nergens de gewenschte hulp vond, en intusschen zelf in Frankrijk ter dood was veroordeeld, ging hij eerst in Zweedschen dienst en vestigde zich vervolgens in 1794 te Londen, waar hij 14 Nov. 1800 overleed. Zeer belangrijk zijn zijne Mémoires sur la révolution française, welke oorspronkel. in het Engelsch, in 1797, in twee deelen te Londen werden uitgegeven (Fransch: Parijs 1801; Duitsch: Hamburg 1798).