Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bosboom-Toussaint

betekenis & definitie

Bosboom-Toussaint (Anna Louisa Geertruida), Ned. romanschrijister, geb. 16 Sept. 1812, uit een om geloofszaken uit Frankrijk naar Nederland verhuisde familie, te Alkmaar, waar haar vader lector in chemie en pharmacie was: zij trad in 1851, na eerst eenige jaren verloofd te zijn geweest met Bakhuizen van den Brink, in het huwelijk met den schilder Bosboom, woonde daarna meest in Den Haag, en overl. aldaar, 13 April 1886. Zij schreef: Almagro (haar eersteling, 1837), De graaf van Devonshire (Amst. 1838), De Engelschen te Rome (Amst. 1839 2 dln.), Lord Glenhouse en Anna (onder medewerking van Robidé van der Aa, 1840), Het Huis Lauernesse (1840 2dln.), Eene kroon voor Karel den Stouten (1842), Verspreide verhalen (1843), Ximenes, Alba, Orsini. Drie novellen uit Spanje (1844), De Graaf van Leycester in Nederland (1846), Negen novellen (1846), Diana (1847), Mejonkvrouwe de Mauléon (1847), Fantasiën in December 1848 (1848), Het Huis Honselaarsdijk in 1836 (1849), De vrouwen uit het Leycestersche tijdvak (1849), Gideon Florensz. (1855), Media Noche (1852), De verrassing van Hoey in 1595 (1866), De Delftsche Wonderdokter (1870), Fritz Millioen en zijne vrienden (1869), Graaf Pepoli (1873), Majoor Frans (in „Nederland”, 1874), Lama's keuze (in „Eigen Haard” 1876), Langs een omweg (1877), Raymond de Schrijnwerker (1880). Haar meeste werken verschenen onder den titel Romantische Werken in 25 deelen te Arnhem, 1880-’88, (geïllustreerd, en laatstelijk te Rotterdam, 1898 v.v.); haar leven werd door Jan ten Brink beschreven (Amst. 1886).

In September 1887 werd in Den Haag op het Kerkhof aan het Kanaal een monument voor haar opgericht, vervaardigd door Springer en Bart van Hove. In 1912 werd een gedenksteen geplaatst in hare geboorteplaats en werden tal van tijdschrift-artikelen aan haar gewijd, o.a. in de September-afleveringen van „De Gids", „De Tijdspiegel”,„Onze Eeuw”. In 1913 verschenen haar Brieven aan Potgieter. — Het meerendeel harer historische romans is ontleend aan de Nederl. geschiedenis; het beslist partijdig standpunt, dat zij bij het voorstellen der gebeurtenissen en bij het schilderen van personen en toestanden inneemt, is de reden, dat zij èn als mensch èn als schrijfster zeer verschillend beoordeeld is geworden. Haar stijl is meer grootsch en deftig dan fraai of bekoorlijk; haar gesprekken zijn dikwijls onnatuurlijk en stijf, haar taal is niet zelden gezocht ouderwetsch; bewonderenswaardig is echter haar talent om af te dalen in de diepten van het geestesleven, ter ontleding van gemoedsbewegingen en der meest verborgen berekeningen en overleggingen. Over haar calvinistisch standpunt zie men B. Huet in „De Gids” van 1864.

Een werk van geheel anderen aard dan haar historische romans is Majoor Frans (een van haar vier moderne zedenen karakter-romans, waarvoor zij in den laatsten tijd van haar leven het terrein der historie verliet) in dagboekvorm, waarin het vraagstuk van de vrouwenemancipatie behandeld wordt. Geen ander van haar veelgelezen boeken heeft zulk een opgang gemaakt als dit. Een aardige biographie is die van Dr. Joh. Dyserinck, Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint. Levens- en karakterschets (1911).

< >