Borries (wilhelm) - Borries (Wilhelm Friedrich Otto, graaf von), Hannoversch staatsman, geb. 30 Juli 1802 te Dorum, bekleedde eerst rechterl. betrekkingen, kreeg in het kabinet-Schele in 1851 de portefeuille van Binnenlandsche Zaken, werd tegelijkertijd tot lid der Eerste Kamer benoemd, moest wegens verschil van meening met meer vooruitstrevende collega’s in 1852 aftreden, kwam in 1855 andermaal aan het hoofd van Binnenlandsche Zaken, en werd alsnu de ziel der reactie tegen de grondwet van 5 Sept. 1848; na een rede in de Tweede Kamer, in April 1860 gehouden, waarin hij onder meer zeide, dat de Duitsche vorsten met alle ten dienst staande middelen elk voor zich hunne souvereiniteit zouden zoeken te bewaren en ten volle gerechtigd waren, desnoods bij buitenl. mogendheden hulp te zoeken, werd hij door koning George in den gravenstand verheven, hoewel geheel Duitschland deze rede afkeurde. Tijdens de woelingen omtrent de invoering van een orthodoxen kathechismus werd B., 1862 ontslagen. Bij de inlijving van Hannover werd B. tot lid van het Pruis.
Heerenhuis benoemd. Hij overleed 1883 te Celle.