Bòrò-Boedoer, Boeddhistisch bouwwerk op Java, resid. Kedoe, aan den rechteroever van de rivier Prôgô, een der schoonste overblijfselen van Boeddhist. bouwkunst op genoemd eiland. De B. is gebouwd om een heuvel van ± 45 M. hoogte; de basis van den tempel in zijn tegenwoordige gedaante wordt gevormd door een vierkant terras, welks ongv. 150 M. lange zijden tweemaal rechthoekig naar buiten uitspringen; hierop is het bouwwerk in den vorm van een trappen-pyramide opgetrokken. Klimt men langs een der 4 trappen, die elk in het midden der kwadraatzijden omhoog voeren, tot de eerste, ongeveer 3 M. boven het buitenterras liggende verdieping, dan bevindt men zich op een 2 M. breede, geheel rondloopende galerij, van buiten door een 1½ M. hoogen muur omgeven.
Van deze galerij voeren weer vier trappen tot een tweede, dergelijke, enz. tot de 3de en 4de galerij, die elk 3 M. boven de voorgaande liggen. Van de 4de galerij komt men langs de trappen op het bovenvlak des tempels; de buitenmuur hiervan omsluit 3, telkens 1½ M. boven elkaar liggende, cirkelvormige terrassen; op het buitenste daarvan staan 32, ruitvormig opengewerkte 1½ M. hooge koepels, die elk een Boeddha-beeld bevatten en met een obelisk gekroond zijn; het 2de terras draagt 24, het bovenste 16 dergelijke koepels. Het midden van het bovenste terras wordt ingenomen door een hoogen koepel, waarbinnen een half afgewerkt Boeddha-beeld (Adi-Boeddha) is gevonden. Het bouwmateriaal is grijs trachiet; vroeger meende men dat de blokken zonder bindmiddel aaneengevoegd waren, maar door onderzoekingen van Majoor T. van Erp, die met de restauratie van het bouwwerk belast was, is gebleken, dat van een bindmiddel gebruik is gemaakt. De sokkels en de kroonlijsten van alle muren bevatten een rijkdom van architecton. versieringen; de wanden der galerijen zijn bedekt met een groot aantal (er waren er vroeger meer dan 2.000) buitengewoon fraaie basreliefs, die voor een deel in een bepaalde volgorde betrekking hebben op den levensloop en de vroegere bestaansvormen van Boeddha, terwijl van andere reeksen de determinatie nog niet geheel gelukt is. Van afstand tot afstand vindt men op de ringmuren 432 nissen, die elk een beeld van Boeddha of van een Dhyāni Boeddha of Bodhisatwa (zie BOEDDHISME) bevatten of bevat hebben; aan elk der 4 windstreken zijn deze beelden onderscheiden door de houding der handen (m o e d r a). Omstreeks het jaar 1885 werd door den hoofd-ingenieur J. W. IJzerman ontdekt, dat de voet van het monument vroeger een ander beloop had, en dat groote steenmassa’s later als buitenomgang werden opgestapeld om het gebouw te steunen. Omstreeks 1907 werd aan den Majoor der genie van het Ind. leger T. van Erp de leiding van het restauratiewerk opgedragen, hetwelk door dezen met buitengewone vakkennis en eerbied voor den oorspronkelijken opzet van het monument werd uitgevoerd; ook de geheel ruig begroeide bovenste 3 terrassen doen zich thans weer in hun oorspronkelijke gedaante voor.
De B. is geen eigenlijke tempel, want hij bevat geen inwendige leege ruimte, doch een dagob, dagoba of stoepa. Litteratuur: Dr. C. Leemans, B. op het eil. Java. (met groote platen-atlas); C. M. Pleyte, Die Buddha-Legende in den Sculpturen der B.; J. W. IJzerman, Over B. (Tijdschr. Aardr. Gen. 2e Serie Dl 16); ld. Iets over den oorspr. voet van den B. (Tijdschr. Bat. Gen.
Dl 31); T. van Erp, Restauratie van de B.-stoepa. Tijdschr. Aardr. Gen. Dl 29. (1912). Voorts talrijke artikelen, vooral in het Tijdschr. v. h. Kon. Instit.