Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bonvivant

betekenis & definitie

Bonvivant (Pseudo-Fransch), een uit de tooneeltaal in het Ned. spraakgebruik opgenomen uitdrukking voor iemand, die geheel voor vermaak en zinnelijke genoegens leeft, zijn tijd in ledigheid en jacht naar pleizier doorbrengt, daarbij geheel man van de wereld is, en deze levenswijze een zekeren zwier weet bij te zetten. Het Fr. gebruikt in dezen zin „viveur”, „noceur”, enz. — In het Fr. is een „bonvivant” daarentegen een vroolijk, opgewekt man, die het leven luchtig opvat. — Niet zelden worden in het Ned. woorden en uitdrukkingen gebruikt, die ondanks hun Fr. uiterlijk, in Frankrijk niet gangbaar zijn, althans niet in den vorm of in de beteekenis, waarin ze bij ons voorkomen: abonnent (Fr. abonné), dirigent (directeur), courant (journal), flux de bouche (flux de paroles), pour féliciter of p. f. (félicitations, félicitations sincères, mes félicitations of iets dergelijks; afkortingen komen zelden voor, misschien wel omdat de Fr. post, voor 5 centiemen het gebruik van 5 geschreven woorden toestaat), pour condoler of p. c. (sympathie douloureuse of een dergelijke formule), zich engageeren (se fiancer), parasol (ombrelle), discours (conversation), galanteriëen (objets de Paris), enz. Verder de volgende uitdrukkingen, ontleend aan J. J. Salverda de Grave, De Franse woorden in het Nederlands, Amsterdam 1906, p.33: chapeau bas spelen (faire des courbettes), iemand à faire nemen (faire son affaire à quelqu’un), ce n’est pas jurer gros (cele ne preuve pas grand’ chose), in de contramine zijn (être toujours d’un avis contraire), coûte qui coûte (coûte que coûte), een kaartje pousseeren (déposer sa carte), rendez-vous spelen (rendre le coeur).

< >